De meesten van jullie weten al wel dat Meester Joshu een bijzonder plaats in mijn beoefening inneemt. Dus na een lange periode van zomerstilte in het blogje ga ik het nieuwe seizoen maar eens openen met een van de vele koans waarin hij een rol speelt.
Een monnik vroeg aan meester Joshu: “Wat is het éne woord.” Joshu kuchte. De monnik zei: “Dat is het! Dat is het, nietwaar?” Joshu zei: “Ik kan verdorie zelfs niet eens meer hoesten.”
De vraag van die monnik uit de negende eeuw is uiterst kort en puntig en nog steeds heel erg relevant. Vandaag zou de monnik misschien vragen: “Als ik naar binnen kijk in mezelf, wat is het dan dat woorden en geluiden hoort?” Joshu kucht. Spontaan. Direct. Nu. Ontdaan van ideeën en concepten. Ontdaan van zelf. De monnik hoort/ziet dat. En ook dat horen en zien is even direct, spontaan en ontdaan van zelf. “Wat is het dat hoort”, is nu simpelweg HOREN. En vervolgens trekt de monnik weer conclusies. Hij trekt de ervaring onmiddellijk naar zich toe en maakt het “mijn” ervaring. En hij roept enthousiast: “Dat is het!?” En Joshu verzucht (zonder twijfel met een brede grijns): “Ik kan niet eens meer hoesten zonder dat daar weer een “ervaring” van gemaakt wordt.”
Onder mijn werktafel slaakt Flint (onze hond) een diepe zucht.