Maandelijks archief: april 2016

Parijs – Den Haag – Varanasi

Tussen Parijs en Den Haag in de Thalys, las ik in “A Year to Live” van Stephen Levine, het boek dat we momenteel in de studiegroep behandelen. Eén van de gedachten die opkwamen was deze. Van hoeveel mensen heb ik inmiddels afscheid genomen?
Ik herinner me de dood van mijn vader, de langzame verstilling van zijn laatste uren, en van mijn moeder die wachtte tot ze alleen was in haar bed. Ik herinner me Peter van der Steen, mijn beste vriend van lang geleden, toen ik als dienstweigeraar gastlessen maatschappijleer gaf op middelbare scholen en die precies begreep hoe kwetsbaar ik in werkelijkheid was. Hij kwam op 26 jarige leeftijd om bij een auto-ongeluk in Spanje en liet een enorme leegte in me achter. Ik denk aan mijn nichtje, het dochtertje van mijn moeder’s broer die verdronk in zee bij Zandvoort. Ik was zo ongeveer zeven toen dat gebeurde. Ik denk aan Helen’s ouders, die beiden vreedzaam gingen na lange en liefdevolle levens. Aan hoe Helen’s vader naar de wolken keek en zei: “Straks zal ik dat niet meer kunnen zien.” Ik denk aan Helen’s zus Mariëlle die omkwam bij een ongeval bij het paardrijden. Ik denk aan ooms (Hans Pelder, Gerrit Oltheten, die beiden belangrijker voor mij waren dan ze zelf vermoedden). Ik denk aan mijn sangha-zussen en -broers, Peggy, Henri, Frits. Ik denk aan Malgosia en Maezumi Roshi. De invloed van deze laatste in mijn leven is enorm en ik heb hem nooit ontmoet.
Waar eindigt deze opsomming? Het omvat namelijk ook ontelbaar velen die belangrijk waren en wier invloed nog voelbaar is, zonder dat ik hun namen ken. Het omvat alles en iedereen. Zóveel, gezichten, zóveel namen, zóveel levens. Talloos, zonder einde, onbeperkt. Dichtbij, veraf, vandaag, gisteren, eeuwen geleden. Alles is vader en moeder voor me. Dat is zo duidelijk nu.
Ik voel verlies en vooral dankbaarheid. Dankbaarheid en ook verlies. Het is als een explosie en een implosie. Ik ben al deze levens. Al deze levens ben ik.

Eén beeld komt de laatste weken sterk en vaak langs in me, en dat is het beeld van een brandstapel in Varanasi aan de oever van de Ganges, op de Manikarnika Ghat. Het was de crematie van een man wiens hoofd onbedekt was. Een grijze baard. Net als de mijne. Iemand vertelde me dat hij een goed leven moet hebben geleid en een goede dood moet zijn gestorven om met onbedekt gezicht gecremeerd te worden. Hij is zo dichtbij.
Een paar weken geleden schreef ik dit voor hem en mij.

Know, that when I died
I died content
My life has been well spent
Given freely
And wholeheartedly received
None of it was mine
And all of it exactly me.

I have loved
And have been loved
And now return to love
That which I truly am
Silent Boundless Here
And yet still nearer than before
So as this burns just know
That I expand to love you more

No time to lose!

Een van de meest ontroerende teksten uit de Pali canon vind ik de Bahiya Sutta, het verhaal van de bedelmonnik Bahiya, die ten tijde van de Boeddha ergens aan de golf van Bengalen woonde en misschien vaag ooit iets over hem had gehoord. Volgens het verhaal (en ik vraag bij voorbaat maar om vergeving voor mijn wel heel losse vertaling/hertaling) wordt Bahiya op zeker moment overvallen door grote twijfel en hij vraagt zich af: “Wat ben ik aan het doen? Is de manier waarop ik mijn leven leid wel oké? Ben ik niet verkeerd bezig?” Ergens uit de diepte van zijn intuïtie (volgens de sutta wordt hij bezocht door een devata, een soort geestverschijning) welt er een gedachte in hem op die zegt: “Zoek hulp, onderzoek je vraag met behulp van iemand die je een eindje vooruit is”. En zo gaat Bahiya op reis, op zoek naar de Boeddha, wiens naam hem, volgens de sutta, door de devata is ingefluisterd, of (meer mijn versie) die zomaar uit zijn geheugen opkomt, onder invloed van zijn diepe wens om verder te groeien, om meer helderheid te ontwikkelen. Hij voelt de urgentie ervan en dus gaat hij zonder verder tijd te verspillen op weg en dat inspireert me. Ik herken Bahiya’s wens en zijn honger. Ik voel de urgentie die er in zijn verhaal zit. Dit zijn mijn (onze?) vragen ook. Wat willen we weten? Hoe kan ik intenser leven? Is wat ik zie en hoor en voel en vind, reëel? Zijn mijn waarnemingen, mijn meningen en ideeën juist? En waarom heb ik het dan zo vaak mis? Waar baseer ik me op? Waar komen mijn zorgen, mijn onzekerheden, mijn verlangens vandaan? Wie ben ik nou echt, wie ben ik werkelijk? Ik wil weten hoe de wereld en mijn leven in elkaar steken en in elkaar passen. Ik wil weten waarom er zoveel lijden bestaat in de wereld om me heen.
Ik bewonder Bahiya’s moed, zijn bereidheid om zijn redelijk veilige leven ondersteboven te gooien en alles op het spel te zetten. Onze tijd van leven is niet onbeperkt!

Als hij uiteindelijk de Boeddha ontmoet vraagt hij heel nadrukkelijk om raad, om onderricht.
En als de Boeddha antwoordt dat hij jammer genoeg net op het verkeerde moment komt en dat hij later maar even terug moet komen, antwoordt Bahiya: “Ik weet niet hoe lang ik nog te leven heb. Ik weet niet welke gevaren op uw pad liggen. Onderwijs me alstublieft nu.” Misschien voorvoelde Bahiya dat hij niet lang meer te leven had. Onder de indruk van die urgentie maakt de Boeddha tijd voor Bahiya en zegt:

Zo Bahiya, zou je jezelf moeten oefenen: “Laat in wat gezien wordt alleen dat wat gezien wordt aanwezig zijn. Laat in wat gehoord wordt, alleen dat wat gehoord wordt aanwezig zijn. Laat in wat gevoeld wordt alleen dat wat gevoeld wordt aanwezig zijn. En in wat zich aandient in je bewustzijn, laat alleen dat wat zich in je bewustzijn aandient aanwezig zijn. Zó zou je beoefening zich moeten ontwikkelen Bahiya. Want als er in wat je ziet alleen het geziene aanwezig is en in wat je hoort alleen het gehoorde, en in wat je voelt alleen het gevoelde en in wat zich aandient in je bewustzijn alleen dat wat je je bewust bent, dan Bahiya zal jij daar niet “bij” zijn en als jij daar niet “bij” bent, ben jij er niet “in”. Dan Bahiya ben je noch hier, noch daar noch er tussen in. Alleen dit. Zó ga je om met het lijden.”

Daarna loopt de Boeddha verder. Bahiya laat de woorden van de Boeddha op zich inwerken. Diezelfde middag komt hij om, als hij aangevallen wordt door een wilde buffel, die haar jong beschermen wil.

De tekst geeft ons in al zijn scherpte en kortheid een heel heldere beschrijving van de oorzaak van onze worstelingen en stress en een even heldere uitweg. Hoeveel “verhaal”, hoeveel IK, koppel ik aan wat ik zie, hoor, voel en weet? Hoe vaak bouw ik een eenvoudige waarneming om en uit tot een drama, mijn drama? Hoe vaak voel ik me ongerust of gekwetst? Hie vaak laat ik me meesleuren door emoties, mijn emoties? Hoe vaak en veel projecteer ik op anderen in mijn omgeving? Hoe vaak komt in mijn onderbewustzijn de vraag op: “Wat zou hij, zij, wat zouden zij van me vinden?” Hoe vaak verkondig ik mijn zekerheden, zelfvertrouwen, overtuigingen en meningen zonder ook maar iets zeker te weten? Hoe verslaafd ben ik aan Mijn Kennis, Mijn Overtuigingen, Mijn Opinies, Mijn Stelligheden? Hoe zou het zijn als ik daar mee op zou houden? Hoe vrij zou het zijn als ik op zou houden alles op te sieren met Ik, Mijn, en Zelf, “Me Eige”, zoals we in Den Haag zeggen?

In wat ik zie alleen dat! In wat ik hoor enkel en alleen dat! In wat ik voel alleen dat en niets er bovenop. In wat ik me bewust ben alleen bewustzijn zonder projecties en zonder dramatiek. Geen Ik als waarnemer (er “bij” zijn) met alle bijbehorende meningen, oordelen, overtuigingen, verlangens en onmacht. En ook geen identificatie (er “in” zijn), met bijbehorende projecties, verstarring en verlies aan eigenheid, waarachtigheid en authenticiteit. Noch hier, noch daar, noch er tussen in. Ongefixeerd. Vrij om te bewegen, om de dingen eenvoudig te houden. No story. No lack of story. No bullshit.

Ma

Deze maand is het zeven jaar geleden dat mijn moeder overleed. Ze was 92 jaar en aan het einde van haar leven volslagen blind en hulpbehoevend. Ze was ook met regelmaat boos in haar laatste jaren. Boos dat het leven haar zo lang vast hield. Boos ook denk ik, op haar eigen tegenstrijdigheden. Enerzijds gaf ze vaak aan dat het genoeg was en dat ze uit het leven wilde. En anderzijds liet ze vaak blijken hoe sterk haar wil tot leven was. Ik herinner me nog goed dat we het op een middag hadden over versterven (ophouden met eten en drinken) als een manier om het heft in haar eigen handen te nemen. Ze overwoog de voors en tegens en tenslotte zei ze dat ze dat niet wilde want zo genoot nog zo vaak van sommige dingen (beschuitjes met aardbeien en witte suiker bijvoorbeeld). De tegenstrijdigheden in haar gevoelens vond ze overigens volkomen normaal. Daar konden we samen dan smakelijk om lachen en dan trok ik maar een mini-flesje witte wijn open (ook een van haar genietingen).

rietjeoltheten_medium

Mijn moeder kon in haar laatste jaren ook naar het nieuws luisteren en dan gepassioneerd mopperen dat er zo veel problemen in de wereld waren en dat alles zo veel gevaarlijker was geworden voor haar kinderen en kleinkinderen. Dan negeerde ze maar even dat ze zelf midden in de eerste wereldoorlog was geboren, was opgegroeid in de crisis van de jaren dertig en haar eerste kind kreeg in de hongerwinter. Mijn moeder hield wel van “catastroferen” en eerlijk gezegd kan ik dat eigenlijk ook best goed. Ik heb zo mijn eigen varianten daarin, maar als ik ga piekeren over die dingen waarover ik kan piekeren, dan blijkt soms dat ik het piekeren nog geenszins verleerd ben. Wat mij helpt op die momenten is om terug keren naar aanwezig zijn in nu. In eerste instantie betekent dat vooral, dat ik niet probeer om een oplossing te vinden, maar eenvoudigweg blijf bij de constatering: “ik ben bang,” zonder dat ik moet gaan zorgen dat het gevoel weg gaat, opgelost raakt, of dat het bange IK “getransendeerd” raakt. Juist voor zen-beoefenaren is dat vaak heel belangrijk. Het bange IK hoeft niet weg. Daar wordt het IK alleen maar banger van namelijk. Het gaat er om, minder geïdentificeerd te zijn met dat IK, dat zo bang is en ook zo alleen is in zijn gepieker.

Een poosje geleden lag ik midden in de nacht wakker. Er was iets waarover ik me zorgen maakte. Om een uur of drie in de nacht sloop ik mijn bed uit, ging beneden in de woonkamer in een stoel zitten en zei tegen mezelf: “Ik ben bang.” Kijkend uit het raam zag ik dat er aan de overkant een woonkamerraam verlicht was. En een eindje verderop ook een zolderraam. Er was een voelbare expansie in me. Zou het kunnen dat daar achter die ramen ook mensen zaten die niet konden slapen? Zouden er meer mensen in de stad, in het land, in de wereld zijn die bang waren en daar niet van konden slapen? In de ruimere stilte in me welde spontaan voor alle mensen die wakker lagen die nacht op: “May your life go well.” Toevalligerwijze is dat in de christelijke traditie de toevoeging aan “Eert uw vader en uw moeder”. De tekst zoals ik hem ken luidt: “Honour your father and mother, so that your life may go well.” Natuurlijk is die eer, die dankbaarheid, niet alleen bedoeld voor mijn fysieke ouders, maar voor alles en iedereen, alle mensen, alle wezens, alles in het universum, want dat alles is vader en moeder voor me. Die ruime stilte in me is bron van dankbaarheid voor alles wat mijn vader en moeder is en daarin is een warme warme plek ingeruimd voor mijn eigen moeder. Vandaag gedenk ik in diepe dankbaarheid Rietje Oltheten-Gianotten, 15 juni 1916 – 20 april 2009.

Een bedelaar op pad

Een paar jaar geleden heb ik besloten om mijn manier van werken om te gooien en niet langer een kostprijs te verbinden aan wat ik doe. Ik vraag dus niet meer om welke vergoeding dan ook, niets heeft een prijskaartje. In plaats daarvan opper ik meestal (niet altijd) de mogelijkheid om een donatie te doen, maar zonder dat dat verplicht is. Op www.zenheart.nl vind je meer uitleg daarover. Sinds die tijd kijk ik naar de onzekerheid (en eerlijk gezegd soms grote angst) in mezelf over mijn manier van leven en mijn inkomen. Terwijl mijn financiële reserves afnemen maak ik mezelf afhankelijk van de goedgeefsheid van de wereld om me heen. Sommige mensen vinden onze opstelling (het is een keuze die Helen en ik samen hebben gemaakt) maar vreemd, zelfs bizar. Iemand zei me dat dit niet van deze tijd is en dat wat ik doe waardevol is en dus een prijs mag hebben. Maar eerlijk gezegd vraag ik me af of waarde zo aan prijs verbonden moet zijn. Wat ik doe vind ik waardig en waardevol, maar ik kan er geen prijs voor noemen. Het beetje wijsheid dat ik in me heb, heb ik gratis gekregen van mijn leven. De ruimte die er in me is om te luisteren naar wat mensen beweegt, te luisteren naar vreugde, verdriet, angst, frustraties, liefde en liefdesverdriet, de eindeloze en altijd ontroerende variatie van mensen en levens, die ruimte is niet van mij. Ik luister naar het ontvouwen van openheid, wijsheid en mededogen en terwijl ik luister helpt mij dat weer, om mezelf verder te ontvouwen. Ik help en wordt evenzeer geholpen. Alles wat ik heb en alles wat ik ben, is me gegeven. Door mij ouders, mijn broers en zussen, door Helen en onze kinderen, door mijn leraar en mijn medereizigers op het pad van meditatie en contemplatie, mijn metgezellen in de Zen Heart Sangha, door jullie allemaal, door de maatschappij, door de zon, de aarde, de maan en de sterren, het houdt niet op. Dat is wat en wie ik ben. En wat kan ik anders doen dan dat weggeven, doorgeven, teruggeven? Mijn leven is kort en ik kan niets vasthouden, niets meenemen. Ik wil geven in het vertrouwen dat de wereld me wil steunen op mijn pad. Ik ben een bedelaar vervuld van rijkdom, dankbaarheid en twijfel. Ik wandel in de zon en in het duister. Net zoals iedereen.