Tussen Parijs en Den Haag in de Thalys, las ik in “A Year to Live” van Stephen Levine, het boek dat we momenteel in de studiegroep behandelen. Eén van de gedachten die opkwamen was deze. Van hoeveel mensen heb ik inmiddels afscheid genomen?
Ik herinner me de dood van mijn vader, de langzame verstilling van zijn laatste uren, en van mijn moeder die wachtte tot ze alleen was in haar bed. Ik herinner me Peter van der Steen, mijn beste vriend van lang geleden, toen ik als dienstweigeraar gastlessen maatschappijleer gaf op middelbare scholen en die precies begreep hoe kwetsbaar ik in werkelijkheid was. Hij kwam op 26 jarige leeftijd om bij een auto-ongeluk in Spanje en liet een enorme leegte in me achter. Ik denk aan mijn nichtje, het dochtertje van mijn moeder’s broer die verdronk in zee bij Zandvoort. Ik was zo ongeveer zeven toen dat gebeurde. Ik denk aan Helen’s ouders, die beiden vreedzaam gingen na lange en liefdevolle levens. Aan hoe Helen’s vader naar de wolken keek en zei: “Straks zal ik dat niet meer kunnen zien.” Ik denk aan Helen’s zus Mariëlle die omkwam bij een ongeval bij het paardrijden. Ik denk aan ooms (Hans Pelder, Gerrit Oltheten, die beiden belangrijker voor mij waren dan ze zelf vermoedden). Ik denk aan mijn sangha-zussen en -broers, Peggy, Henri, Frits. Ik denk aan Malgosia en Maezumi Roshi. De invloed van deze laatste in mijn leven is enorm en ik heb hem nooit ontmoet.
Waar eindigt deze opsomming? Het omvat namelijk ook ontelbaar velen die belangrijk waren en wier invloed nog voelbaar is, zonder dat ik hun namen ken. Het omvat alles en iedereen. Zóveel, gezichten, zóveel namen, zóveel levens. Talloos, zonder einde, onbeperkt. Dichtbij, veraf, vandaag, gisteren, eeuwen geleden. Alles is vader en moeder voor me. Dat is zo duidelijk nu.
Ik voel verlies en vooral dankbaarheid. Dankbaarheid en ook verlies. Het is als een explosie en een implosie. Ik ben al deze levens. Al deze levens ben ik.
Eén beeld komt de laatste weken sterk en vaak langs in me, en dat is het beeld van een brandstapel in Varanasi aan de oever van de Ganges, op de Manikarnika Ghat. Het was de crematie van een man wiens hoofd onbedekt was. Een grijze baard. Net als de mijne. Iemand vertelde me dat hij een goed leven moet hebben geleid en een goede dood moet zijn gestorven om met onbedekt gezicht gecremeerd te worden. Hij is zo dichtbij.
Een paar weken geleden schreef ik dit voor hem en mij.
Know, that when I died
I died content
My life has been well spent
Given freely
And wholeheartedly received
None of it was mine
And all of it exactly me.
I have loved
And have been loved
And now return to love
That which I truly am
Silent Boundless Here
And yet still nearer than before
So as this burns just know
That I expand to love you more