Wanneer je begint jezelf te onderzoeken, wordt het als snel duidelijk dat het ik voortdurend bezig is zich te verzetten. Zonder dit altijd ietwat bozige verzet, een soort voortdurend afzetten tegen ….. kan het ik zich niet separaat staande houden. Het leven kan vol verwarring en angst zijn, onbeheersbaar, onbegrijpelijk, vol mysterie. En ik kan daarin kiezen voor de pseudo-vrijheid van een boos, weerbarstig NEE. Een weigering van overgave en een voortdurend passief of actief verzet. Het is een strijd om de vrijheid die tegelijk ook een vlucht uit de werkelijkheid is, want dit verzet levert alleen een illusie van vrijheid op. Zoals een guerrilla-strijder zich terugtrekt in de bergen, zo kan ik me terugtrekken in het struikgewas van mijn eigen leven, ogenschijnlijk vrij op mijn eigen terrein. Maar telkens als de guerrilla-strijder bij de grenzen van zijn gebied komt, ondergaat hij opnieuw het gevoel van beperking en onvrijheid. De guerrilla-strijder in mij kan en wil de beperkingen niet opheffen, want hij kan en wil zichzelf niet opgeven. Maar wat nu als we zouden ontdekken dat we altijd al vrij zijn geweest? Als we ontdekken dat de strijder zijn grenzen verzint om zichzelf in stand te houden, om zichzelf te creëren, dan kunnen we misschien de illusie van begrenzing (even) loslaten. Als er geen grens is, vervalt de noodzaak de grens te bewaken en te verdedigen.
Ik hou van de term Satyagraha, ooit bedacht door de Mahatma M.K. Gandhi. De term bestaat uit twee delen, namelijk Agraha (krachtig vasthouden of benadrukken) en Satya (waarheid). Gandhi bedacht de term om te benadrukken dat zijn strijd voor rechtvaardigheid en vrijheid in India anders was dan geweldloos verzet. Er kon geen sprake zijn van verzet, vond hij. Het ging er veeleer om de “tegenpartij” niet te zien als tegenpartij maar als mijzelf. Het is de bedoeling een liefdevolle vrije uitwisseling tot stand te brengen over de waarheid (de werkelijkheid). Gandhi benadrukte dat die uitwisseling altijd breed van aard moet zijn, omdat niemand de waarheid in pacht heeft. Wat de één als juist ziet, kan voor de ander onjuist zijn. De beoefenaar van Satyagraha kan dus nooit vasthouden aan zijn eigen gelijk. Tegelijkertijd betekent agraha ook dat wat waarheid is, wel steeds opnieuw uitgevonden en uitgesproken moet worden (zelfs als de “tegenpartij” dat wil onderdrukken). Als ik mezelf zie in mijn verzet tegen de werkelijkheid, kan ik daar dan liefdevol ja tegen zeggen, en tegelijkertijd proberen (bijvoorbeeld door meditatie) de werkelijkheid de ruimte te geven? Zo bezien is Satyagraha niets anders dan shikantaza. Zijn in het nu, zonder verzet, en zonder fixeren.