Maandelijks archief: oktober 2013

Boosheid

Een tijdje geleden sprak iemand in de zendo over zijn boosheid, een emotie die we denk ik allemaal (goed) kennen. Boosheid kan veel gedaantes aannemen, dat kan je afmeten aan het aantal woorden dat we kennen waar boosheid in zit. Boosheid is razernij, geweld, agressie, woede, drift, irritatie, kwaadheid, cynisme, nijdigheid en ga zo maar door. Zelf bezat (en bezit) ik een meestal geremde, verborgen, maar niet weinig agressieve manier van boos zijn. Mijn boosheid richt zich meestal vooral op Michel, maar soms, als ik mijn irritatie een tijdje ingehouden heb, kan het plotseling verbaal naar buiten barsten, waarna iedereen in mijn omgeving – en ikzelf evenzeer – een tijdje geschrokken en/of gegeneerd zwijgt.
Lang dacht ik dat de beste manier om er mee om te gaan was, om het niet in te houden maar tot uitdrukking te brengen. Maar de sfeer ging er dan meestal niet op vooruit en het voelde nog steeds niet goed.
Dus hoe kan ik beter omgaan met boosheid? MIJN boosheid?
Een belangrijke vraag bij zo’n sterke emotie is: Geloof ik in er in? Geloof ik mijn emoties, mijn gedachten, mijn boosheid? Geloof ik in de solide waarheid van “ik en mijn gelijk en mijn terechte woede”? Rondom mijn boosheid beweegt zich bijvoorbeeld een heel beweeglijk circus van vermeend onrecht, kwetsuren, afhankelijkheden, die ik allemaal vanuit één bepaald perspectief zie, namelijk “mijn perspectief”. Vanuit dat perspectief ben ik solide en reëel, en is alles wat ik voel solide en reëel en dus ook mijn boosheid. En de soliditeit daarvan voedt weer de soliditeit van “ik en mijn perspectief” en zo houdt het zich allemaal wederzijds in stand.
De vrachtwagenchauffeur die achter me rijdt en toetert omdat ik langzaam rijd over de Avenue Pasteur in Montreuil, op zoek naar een parkeerplaats, die heeft geen recht om boos op me te zijn. En dus word ik weer boos op hem. Maar zonder dat solide ik-perspectief wordt dit allemaal heel wankel. Heb ik werkelijk gelijk? Is hij werkelijk kwaad op mij? Wat voor verhaal zit er in zijn boosheid en wat is er allemaal betrokken bij de mijne? Weet ik eigenlijk wel wat er gaande is in hem? Weet ik wat er gaande is in mij? Wie is deze man met al zijn “weten” en zijn rechten op verdediging en boosheid? Mijn boosheid wordt wankel, zijn boosheid wordt wankel. Mijn perspectief wordt wankel. “Ik” wordt wankel.

Om dit te kunnen zien helpt mediteren enorm. Het voedt geduld en verdraagzaamheid. En het helpt om de vaste omlijning te vervagen van de “ik ik ik”, die denkt dat hij de solide eigenaar is van al die solide emoties. Meditatie, geduld en verdraagzaamheid zijn de antistoffen tegen woede. En dit kunnen we cultiveren. Het is eenvoudigweg het verbreden, het openen van het perspectief. In openheid wordt alles wat opkomt noch onderdrukt, noch veroordeeld, noch gezien als “probleem”, noch gekoesterd, noch vastgeklampt, noch uitgeleefd.
Het is vooral belangrijk om boosheid niet gaan zien als obstakel. De bergrug en de beek die mijn pad kruisen zie ik ook niet als probleem. Hoe zou het zijn als ze er niet waren? Leven zou maar een vlakke bedoening worden. Een platte, kale, lege woestenij waarin we volgens mij vooral depressief zouden worden. De bergrug en de beek zijn er. En in de avond worden de bergen diep paars en ‘s ochtends is de beek schitterend blauw.

Tijdverspilling

Tijdens de ochtendmeditatie kwam er opeens “out of the blue” een glimlach op toen de gedachte verscheen: “Wat zijn we hier eigenlijk aan het doen?” Ik heb dat wel eens; dat ik me afvraag wat iemand die per ongeluk een zendo binnen zou wandelen zou denken en voelen. Mogelijk iets als: “WTF. Wat doen die lui? Helemaal niets?”
Er zijn periodes geweest dat ik me op mijn kussentje gruwelijk heb zitten vervelen, en dat ik dacht dat het tijdverspilling was. “Rot op met dat geNU.” Maar toch ben ik blijven zitten. Eigenlijk had dat gevoel niets te maken met dat moment en die plaats en wat ik op dat moment aan het doen was. Verveling in dit moment betekent eigenlijk dat ik iets anders zou willen doen, ergens anders zou willen zijn, en vaak zonder zelfs maar te weten wat en waar dan. Verveling bevat een verborgen oordeel over dit ogenblik en dan ben ik dus ook niet aanwezig in dit ogenblik. Ik ben ergens anders, in iets waarnaar ik verlang, iets leukers, iets grootsers, iets meeslependers, iets meer “iets”. Het IK houdt vast aan een idee over wat meditatie zou moeten brengen en DIT NU is gewoon niet goed genoeg. En vol van ideeën en verwachtingen kan IK de gewone alledaagse grootsheid van dit moment eenvoudigweg niet zien.
Daarom is simpelweg zitten en tijd verspillen eigenlijk zo’n prachtige opening. Simpelweg zitten als een blok steen, zonder iets te veranderen, zonder ergens naar te streven of aan vast te houden. In “The Path is the Goal, A basic handbook of Buddhist Meditation” heeft Chogyam Trungpa het over het creëren van maagdelijke tijd. Witte, ongekleurde, oningevulde tijd. Open voor wat er maar opkomt, opmerkzaam op wat er maar ondergaat. Niet meer kijkend naar de tijd, maar de tijd zijn, nu zijn. Meer is niet nodig. Simpel, en tegelijkertijd nog niet zo eenvoudig.