De kredietcrisis domineert het nieuws nog steeds. Het is erg en het wordt nog erger is de boodschap. De achtergronden lijken complex maar zijn volgens mij uiterst eenvoudig te verklaren uit de ongebreidelde hebzucht die ontstaat uit onze diepe onzekerheid over de werkelijkheid van ons zijn, ons IK. Krediet en geld zijn prachtige hulpmiddelen. Zonder geld zouden we terug vallen op ruilhandel. En krediet stelt een bedrijf in staat om onderzoek te doen, machines en grondstoffen te kopen en daarvoor betaald te worden ná levering van hun producten. Geld, zo leerde ik in de lessen economie, is in zijn kern niets anders dan vertrouwen. En met vertrouwen is niks mis. In tegendeel, vertrouwen in je medemens is een bestaansvoorwaarde. Wat er mis is volgens mij, is dat veel mensen niet langer geld zien als het symbool van vertrouwen in de medemens, maar hun vertrouwen leggen in geld en niet in hun medemens. Voor veel mensen is hun vermogen niet meer een hulpmiddel, maar een belangrijk deel van hun identiteit, hun wezen. Hun identiteit is zo afhankelijk geworden van economisch succes, de grootte van hun huis, hun auto, hun vakantie, dat hun zijn, hun wezen bedreigd wordt als hun bankrekening bedreigd wordt. In de VS en Europa neemt het aantal zelfmoorden als gevolg van de crisis snel toe. Zo tragisch geïdentificeerd zijn we kennelijk met ons financiële welzijn. Deze crisis kan ons in staat stellen het geld-ik te bekijken. En los te laten.
Als niets buiten mij is, hoe kan ik dan tekort komen? Als ik alles omvat, hoe kan er dan een bodem zijn aan het reservoir van waaruit gegeven wordt? David Loy schreef: “Voor wie zichzelf kent als zijnde niets anders dan de hele wereld, wordt de waarde van geld bepaald door de mogelijkheden die geld kan bieden om het lijden in de wereld te verlichten”. Wat voor goeds kunnen we doen? Wat kunnen we beter doen voor onszelf en anderen, dan terug te keren naar vertrouwen in onze ongelimiteerde ware zelf? (“Buddhism and Money; the Repression of Emptyness Today. Buddist Ethics and Modern Society no31 1991″)
Maandelijks archief: februari 2009
Intimiteit 2
Terug uit Ameland schreef ik over intimiteit (zie het onderwerp van 27 januari jl.). En tijdens de zazenkai van afgelopen zondag heb ik het meer dan eens over intimiteit gehad. In deDenkoroku (“verslag van de transmissie van het licht”) staat een prachtige koan (nr. 42). Een leerling die al heel lang een diepe relatie heeft met zijn leraar, geeft op zeker dag die leraar zijn mantel aan. De leraar vraagt zijn leerling: “Wat is dat onder jouw mantel”? (Met ander woorden, “Wat leeft er in het hart van jouw zijn? Wie ben je ten diepste?”). De leerling kan daarop op dat moment geen antwoord geven. Zijn leraar zegt dan: “Het is uiterst pijnlijk wanneer je zo diep bezig bent geweest met het bestuderen van Zen en je hebt dit niveau niet bereikt. Stel mij de vraag maar. Ik zal het beantwoorden”. De leerling stelt dan de vraag aan zijn meester: “Wat is dat onder uw mantel”? De leraar antwoordt: “Intimiteit”. De leerling heeft onmiddellijk een diepe ervaring van verlichting.
Natuurlijk gaat dit ook over de intimiteit tussen de leraar en deze leerling. De intimiteit van een zeer diepe relatie. En meer fundamenteel gaat het over intimiteit met mijzelf en aanvaarding zonder oordeel van alles wat er in mijzelf aanwezig is. Ten diepste gaat het over het totale één zijn met alles. Ieder onderscheid tussen mijzelf en de wereld valt weg. Er is niets dat ik niet omvat. En zo zit ik, in mijn zwarte vest en groene broek. Intimiteit. Niet afgescheiden, niet geïdentificeerd.
Voor wie een mondje Frans spreekt, deze link leidt naar een recent interview met mijn leraarGenno Pagès Roshi over intimiteit.