Mijn moeder

Vanmorgen ben ik bij mijn moeder op bezoek geweest. Ze is 91 en blind en ze heeft het daar niet makkelijk mee. Eigenlijk is ze pisnijdig dat ze op deze leeftijd nog in leven is en hulpbehoevend en “nutteloos” zoals ze zelf zegt. Dat haar aanwezigheid nut heeft voor haar kinderen, haar vele kleinkinderen en de hele wereld, wil er bij haar niet in. Dat vindt ze maar onzin. Waardigheid en waarde gaan voor haar hand in hand en dat wordt gemeten aan de dienstbaarheid voor anderen. Als je dat niet meer kan zijn, kan je maar beter dood zijn, vindt ze. Ik moet denken aan de drie zuivere geloften (pure precepts) die ik aflegde toen ik boeddhist werd: “Doe geen kwaad ontstaan, doe het goede, doe het goede voor anderen”. Mijn moeder heeft haar leven geleefd voor haar gezin. Dat haar hele bestaan, nu ze hulpbehoevend is en daar stevig van baalt, hier en nu gewoon het goede doen is voor anderen, is voor haar kul. Voor mij is het duidelijk. Ze is de Boeddha, of ze dat nou wil of niet. En dat geldt natuurlijk ook voor jou en mij.