Eén of twee keer per jaar komen we als broers en zussen met zijn allen bij elkaar. Toen mijn moeder nog leefde (mijn vader is al bijna 25 jaar geleden gestorven) waren die bijeenkomsten altijd zo rond haar verjaardag. Na haar dood hebben we besloten die traditie voort te zetten. Door allerlei omstandigheden bestond het gezin altijd uit twee delen. De oudere kinderen, en de jongste. Die laatste ben ik. En tot op vandaag sta ik in zekere zin los de anderen. Heel lang is dat een pijnlijk en bepalend deel van mijn bestaan geweest. Maar het is tegelijkertijd ook een geweldige gift geweest. De sporen van die situatie van toen zijn nu diep deel van me. Vorige week waren we met z’n allen in Londen. Ik zie dat er dingen zijn die ik niet met de anderen deel. Een band die niet gemaakt werd in mijn jeugd kan ik niet later alsnog maken. De breuk is onherstelbaar. Een aantal jaren geleden besefte ik dat ik de ook niet meer wil herstellen. Het is niet meer nodig en dat is een bevrijding. Ik omarm mijn leven en koester de pracht, ook van de verwondingen. Alleen daardoor, dwars door de verwondingen heen, is te zien wat de wonden werkelijk zijn. In 2008 zond de BOS een documentaire uit over Taizan Maezumi Roshi. In die documentaire zit een fragment van een toespraak van Maezumi Roshi. Dat fragment vind ik het meest ontroerend en treffend van de documentaire. Hij zegt: “Wat ik ook aan vreugde, pijn, verdriet ervaar, wat ook mijn last is of plezier; de ware aard er van is leeg. En omdat dat zo is, kan ik het nemen zoals het is.”