De weg van Varanasi naar Bodhgaya is naar Nederlandse maatstaven gemeten onmeetbaar. Ik ben deze zin een paar keer opnieuw begonnen, maar iedere keer loop ik vast, eenvoudigweg omdat de weg voorbij de verbeelding gaat. Je kunt het alleen maar ervaren. Nu is het zo dat bij zoiets extreems als een provinciale weg in India, iedereen wel kan invoelen dat ons voorstellingsvermogen gewoon tekort schiet. Maar eigenlijk is dat ook voor hele gewone dingen. Iedere ervaring kan uiteindelijk alleen ervaren worden. Woorden schieten altijd te kort, al zijn woorden vaak wel behulpzaam om de ervaring te benaderen.
Hoe het ook zij, we hebben de weg tussen Varanasi en Bodhgaya overleefd. Ternauwernood moet ik erbij zeggen. Onze chauffeur was een echte Banarasi, die met enige regelmaat de kolder in zijn kop kreeg en dan in plaats van rustig achter zijn oudere collega in de voorste taxi aanrijden, opeens over de honderd ging rijden op een weg waar 50 km per uur soms net aan veilig is, soms. Zo rond 80 km vóór Bodhgaya ging het uiteindelijk bijna mis. Een kansloze inhaalactie van onze “piloot” eindigde op minder dan een halve meter van de achterkant van een stilstaande jeep, met naast ons een heftig scheldende motorrijder die zich het vege lijf gered had door de berm in te rijden, wij vier erg geschrokken taxi-passagiers, en die eerder genoemde oudere collega chauffeur die boos de passagiersdeur open trok en onze chauffeur op een woeste uitbrander trakteerde. Toen we weer onderweg waren hebben wij de chauffeur nog even redelijk duidelijk te kennen gegeven dat wij geen haast hadden en nog graag even verder zouden willen leven. Uiteindelijk kwamen we in Bodhgaya aan. Happy to be alive.
Bodhgaya is een heel bijzondere plek. Traditioneel is dit de heiligste plek voor Boeddhisten van alle gezindten. Dit is de plek waar volgens de overlevering de Boeddha, na het vinden van de middenweg (bouw je ego niet op door jezelf vast te bijten in het najagen van allerlei gerief, bouw je ego niet op door het te willen vernietigen in extreme ascese) enkele dagen onder een ficusboom zat te mediteren en ontwaakte. Die beoefening, diep in jezelf kijken en rusten in bewustzijn, is de grondslag van alle beoefening. Zijn beoefening is onze beoefening. Wat dat betreft is er niets veranderd en hoeft er niets veranderd te worden. De taal is veranderd, de technieken zijn veranderd, maar de essentie is even ongrijpbaar als onveranderbaar.
Ik voel een diepe verbondenheid met mijn oorspronkelijke leraar, maar ik moet toegeven dat ik die verbondenheid hier in de Mahabodhi Temple soms maar moeilijk kan vinden. Want de Mahabodhi Temple is een mengeling van prachtige devotie en verbondenheid en een complete kermis. Ik ben zoals de traditie voorschrijft om de tempel heen gelopen, langs de boom (die overigens rond 1850 opnieuw is geplant). Dat is een ontroerende ervaring van verbondenheid. In een hoek zitten een groep Chinese vrouwen in vol ornaat een sutra te chanten in opperste concentratie en aanbidding. In een andere hoek zitten drie Tibetaanse monniken met een speaker en microfoon en zingen diep sonoor een Tibetaanse tekst. De warme ontroering zit voor mij vooral in die verbondenheid, het samenzijn. We zijn hier allemaal van over de hele wereld samen vanwege die ene man die van ons allemaal de oorspronkelijke leraar is. En ik voel mijn dankbaarheid voor de Boeddha en mijn leraar weerspiegeld in de gezichten van iedereen om me heen. We zijn hier allemaal omdat zijn beoefening nog steeds diep relevant is voor ons allemaal.
Er is ook een devotie-aspect. Daar waar devotie aanbidding wordt van de Boeddha, wordt het wat moeilijk voor me. Volgens mij was de Boeddha namelijk geheel niet geïnteresseerd in aanbidding van zijn persoon. Maar al is aanbidding van de oorspronkelijke Boeddha hier ook duidelijk aanwezig, de devotie die ik ervaar, richt zich naar mijn gevoel toch meer op toewijding, toewijding aan beoefening, aan medemens, aan Boeddha-dharma en dat herken ik met ontroering. Ook daarin voel ik verbondenheid.
De Mahabodhi temple is ook een complete kermis. Ik had op meerdere momenten een sterk “Lourdes” gevoel. Overal is een soort kerstverlichting opgehangen, tot in de tempel zelf. En bij de ingang staat een enorme markt met honderden kraampjes waar je de meest verbijsterende beelden en objecten kan kopen, van mala’s in alle kleuren van de regenboog tot lichtgevende plastic Boeddha beeldjes met led-lampjes er in. Ik snap de commercie goed want in Bodhgaya wil men ook leven en de gelegenheid om er iets aan te verdienen pakken ze hier met beide handen aan. Maar tegelijkertijd kost het me soms moeite om op deze kermis verbinding te maken met meditatie en stilte. Ik kan, zoals ik al zei, de Boeddha die onder deze boom zat en mediteerde soms niet zo goed vinden, wat ook betekent dat ik mijn beeld, mijn voorstelling van hoe het was niet zo maar kan loslaten. Toch is zitten in het tempel complex, te midden van al mijn zussen en broers in beoefening en samen met mijn beide zoons een adembenemende ervaring, die me vervult van dankbaarheid en verbondenheid.