Vorige week donderdag zagen we in de zendo het interview dat Maezumi Roshi kort voor zijn dood gaf over leven en sterven. Als hij spreekt over aanwezig zijn in het moment, zegt hij dat we het eigenlijk niet kunnen observeren. Als we het observeren is het moment altijd net weer voorbij. Als er ook maar de geringste afstand is tussen object en subject, tussen ik en wat ik zie, dan kijk ik steeds terug in de tijd, naar het (zeer recente) verleden. Dus het ervaren van dit ogenblik is in werkelijkheid niet mogelijk. Als de voeler, de ziener, de “ervaarder” het ogenblik ervaart, is het ogenblik altijd net voorbij. We kunnen het niet ervaren, we kunnen het alleen zijn.
Is er in precies dit moment een gedachte? Is dat zelfs maar mogelijk? Is er zelfs maar een micro-seconde tijd voor een gedachte? In het tijdloze moment, in tijdloze aanwezigheid, is er geen gedachte, geen denker en geen denken. Er is geen proces mogelijk.
Maar dat betekent niet dat er geen weten is als we samenvallen met het tijdloze moment. In dit pure “Ik ben” is er ook “Ik weet”. Er is bewustzijn. Aanwezigheid is bewust. Bewust van geluid bijvoorbeeld en dat is zelfs heel precies. Het geluid van een bus is niet het geluid van een vogel.
In koan 37 van de Mumonkan vraagt een monnik aan Joshu: “Wat is de betekenis van de komst van de Patriarch (Bodhidharma) vanuit het Westen?” Joshu antwoordt: “De eikenboom in de voortuin.” Je kan de vraag voor jezelf herformuleren (wat belangrijk is in de beoefening van Koan). Dan wordt het bijvoorbeeld: “Hoe kan ik de werkelijkheid, mijn eigen ware aard, direct ervaren?” Die vraag vergt precisie. En het antwoord van Joshu is direct en eveneens héél precies. Het is die eik in de voortuin. Niet een beuk, niet een wilg, niet een willekeurige boom. Het is een weten dat intelligent is, dat het een en het ander herkent, compleet, onmiddellijk en zelfloos.
En raken we los van “Ik ben” en “Ik weet”, los van Dit Moment Zijn en Dit Moment Weten, dan leven we in verhalen, gedreven door “narrativium”, gevangen in beschrijvingen en “ervaringen” en verkeren we eigenlijk steeds in het verleden. We lopen achter de feiten aan: “the story of my life”.
Mijn leraar toonde me dit dag in dag uit.
Beperk je niet tot ervaren. Ben.
Beperk je niet tot denken. Weet.
Tegelijkertijd: Dit is wat we ons kunnen herinneren en waar we telkens naar terug kunnen keren en ons mee verbinden. Het is de beoefening van shikantaza. En alle koans gaan over Zijn en Weten. We leven het, we brengen het voortdurend tot expressie, het is de bron van creativiteit.
En Zijn en Weten brengen ons onontkoombaar naar verbondenheid en compassie. Hoe kunnen we iets anders doen dan proberen anderen te helpen? De pijn en het lijden van anderen negeren zou gelijk staan aan het negeren van mijn eigen hartkwaal omdat mijn hart geen deel van mij uit zou maken. Dat geloven zou absurd en bizar zijn. De ander zien zonder ook de ander te zijn is even absurd en bizar. En de ander zijn zonder de ander te zien idem.
Het werkt overigens in beide richtingen. Een diepe beoefening van Ik Ben en Ik Weet leidt rechtstreeks naar compassie en liefdevol handelen. Een diepe beoefening van compassie en liefdevol handelen leidt rechtstreeks naar Zijn en Weten. Weten is de ander zien. Zijn is de ander zijn.