Categoriearchief: 2016

Na de verkiezingen…. After the elections

The voices that have the courage to express compassion, empathy, human kindness, oneness; they become ever more important. While we seem to listen more and more to the voices of anxiety, fear and division, and seek safety in the illusionary power of anger and hatred, we separate our world into “us and them”, “friend and enemy”, “my kind and the others”, “winners and losers”.
But we can try to heal, to bridge the gap. Make yourself heard and express loving kindness and compassion. Act with loving kindness, compassion and dignity. Treat all beings with loving kindness, compassion and dignity. Do it where you are. In your family, in your house, in your street, your neigbourhood, your town, your country. Do it now and keep doing it. Make a difference.

De stemmen van hen die durven te spreken in termen van mededogen, empathie, liefdevolle vriendelijkheid; die worden met de dag belangrijker. Terwijl het er op lijkt dat we steeds vaker luisteren naar de stemmen die spreken vanuit angst, vrees en verdeeldheid, en terwijl we veiligheid zoeken in de denkbeeldige macht van woede en haat, verdelen we de wereld in “wij en zij”, “vriend en vijand”, “ons soort en die anderen”, “winnaars en verliezers”.
Maar we kunnen pogen om te helen, om de kloof te overbruggen. Zorg ervoor dat je stem gehoord wordt en spreek in liefdevolle vriendelijkheid en mededogen. Handel vanuit liefdevolle vriendelijkheid en mededogen en waardigheid. Behandel iedereen met liefdevolle vriendelijkheid, mededogen en waardigheid. Doe het waar je bent. In je gezin, je huis, je straat, je buurt, je stad, je land. Doe het nu en blijf het doen. Wees het verschil.

Wat ik allemaal niet weet

Er is heel veel wat ik niet weet en het wordt alsmaar meer. Om maar bij het begin te beginnen: Ik weet niet wie ik ben. Dat was een van de eerste, belangrijkste en destijds heel verwarrende en beangstigende ervaringen op mijn pad. Toen ik een jaar of acht was stond ik op een morgen voor de spiegel en keek naar wat ik daarin zag. Het gezicht dat terug keek was voor dat moment volkomen onherkenbaar. Ik had geen idee wie mij vanuit die spiegel aankeek en daar ben ik weken en maanden van in stilte gebleven. Een bange stilte, omdat ik dacht dat ik behoorlijk mesjokke aan het worden was. Maar het was ook een heel verruimende ervaring. Want korte tijd later realiseerde ik me dat mijn vader en moeder (waarvan ik tot dan toe had gedacht dat die eigenlijk àlles wisten) in werkelijk ook niet wisten wie ik was. En nog weer later realiseerde ik me, dat ze ook niet wisten wie ze zelf waren. Dat luchtte op. Heel wat navelstaren en doortherapeuteren hield daarmee op. Daarmee wil ik niet zeggen dat therapie niet belangrijk is. In tegendeel, dat is tering belangrijk. Maar het helpt enorm als je weet dat er geen grens is aan wie je bent zodat je niet consistent hoeft te wezen en jezelf telkens opnieuw kan verrassen. Ik ben altijd groter, ruimer, dan ik denk. Dat zijn die momenten waarop ik kan kijken naar willekeurig wie ook en weet, “Hé, die ben ik ook. Hé, jou ben ik ook.” Zonder dat dat betekent dat ik jou ken! Niet weten wie ik ben en weten dat ik alles ben. Heel bijzonder. En dat geldt voor iedereen. Dus nu ook weer niet zó fucking bijzonder.

Aan Plato wordt de volgende uitspraak toegeschreven: “Iedereen die je ontmoet, gaat door strijd en worsteling waarvan je niets, maar dan ook niets af weet. Wees liefdevol en vriendelijk. Altijd!”

Dat betekent praktisch gezien bijvoorbeeld dat als iemand iets tegen me zegt in irritatie of boosheid, dat dus nagenoeg nooit iets met MIJ te maken heeft. Is degene die boos naar MIJ gebaart op de weg nu werkelijk boos op MIJ, zodat IK maar weer gekwetst, beledigd en boos reageer en kies voor reactiviteit? Of is hij boos op zichzelf, zijn vrouw, zijn baas, de wereld in het algemeen? Geen idee. Dus zoals we dan in Den Haag tegen onszelf zeggen: “Ruuustâch!” Dan kan ik responsief in plaats van reactief zijn en dat is altijd vol mededogen en begrip.
Extrapoleer dat even naar de toestand in de wereld. Wat zou er gebeuren als iedere politicus, militair of geestelijk leider iedere dag bij iedere bedreiging, iedere belediging, iedere uiting van haat en razernij, eerst tien keer tegen zichzelf zou zeggen: “Ruuustâch!” en er responsief in plaats van reactief mee zou proberen om te gaan?

Eén aspect van niet weten wil ik nog noemen, want dat komt bij het schrijven van dit stukje sterk op. Er zijn dingen die ik niet weet omdat het voor mij verborgen gehouden wordt. Er zijn gezichten die we nooit zien op facebook. Mensen waarvan we niet weten wat ze doen en vaak ook niet waar ze uithangen. Er zijn mensen die voor ons risico’s nemen en bewust levens leiden in de schaduw. Is dat goed? Is wat ze doen verantwoord? Past het in de morele keuzes die ik voor mezelf geldig heb gemaakt? Ik zou daar van alles over over kunnen vinden en zooien mening kunnen hebben. Maar in feite weet ik het niet. Ik weet wel dat ik ze voor hun enorme moed en de moeilijke keuzes die ze maken, heel dankbaar ben. Omdat ik weet dat ze dat doen vanuit het praktisch mededogen in hun hart.

Het komt goed!

Pas geleden sprak ik met iemand over de 14e eeuw. We kwamen er op vanwege een citaat van Julian of Norwich. Julian of Norwich was een 14e eeuwse Engelse mystica, een kluizenares over wie maar weinig bekend is, maar die een prachtige tekst heeft nagelaten (Revelations of Divine Love). Jaren geleden ontdekte ik die tekst dankzij een citaat dat Roshi wel eens aanhaalde. Het citaat was dit: “All shall be well, and all shall be well, and all manner of things shall be well”.

Voor Julian of Norwich was dit gebaseerd in een diep geloof in de goedheid, de liefdevolheid van God. En daarmee was de goede afloop van alles en alles verzekerd en vanzelfsprekend. Daar had ze kennelijk een volkomen vertrouwen in.

Maar als ik vandaag naar het nieuws kijk is het op eerste gezicht lastig om vertrouwen te vinden. Ik lees het weekoverzicht van de NOS en zie catastrofale bosbranden in Canada, droogte en honger in Afrika, de zoveelste groepsverkrachting in Pakistan, een volkomen cynisch bombardement op een ziekenhuis in Syrië, en nog steeds een groot aantal wanhopige vluchtelingen die vast zitten in het niemandsland in onze harten. Bij de uitreiking van de Karel de Grote-prijs vroeg Paus Fransiscus zich deze week publiekelijk af wat er in Godsnaam gebeurd is met Europa. Hoe is dat niemandsland in ons hart ontstaan. Wanneer zijn we zo bang en klein geworden?

Je zou kunnen denken dat Julian of Norwich in een makkelijker tijd leefde dat ze zo vol vertrouwen kon zeggen dat alles goed zou komen. Maar dat valt bij nader inzien behoorlijk tegen! Ik las ooit “A Distant Mirror: The Calamitous Fourteenth Century” van Barbara Tuchman. Zij beschreef daarin het rampzalige verloop van de 14e eeuw aan de hand van het leven van een Franse edelman. Als ik met behulp van haar boek de 21e eeuw vergelijk met de 14e blijken we het vandaag de dag vrij goed te hebben. Tijdens de 14e eeuw werd de 100 jarige oorlog uitgevochten, een bloedig en eindeloos conflict tussen Engeland en Frankrijk, en verloor Europa ongeveer de helft van haar bevolking aan oorlog, honger, geweld en vooral aan de verschillende uitbraken van de pest, de zwarte dood, die in golven door de wereld trok. Alleen al in de vier jaren tussen 1347 en 1350 stierf in Frankrijk en Spanje driekwart van de bevolking, met name aan die ziekte, en in Duitsland en Engeland ongeveer een derde. Julian of Norwich was toen ongeveer tien jaar oud. In de decennia daarna bleef de ziekte telkens weer terug komen en de kans is groot dat zij zoals zovelen een kluizenaarster werd omdat uiteindelijk haar hele familie was omgekomen. Het zou meer dan twee honderd jaar duren voor dat Europa qua bevolking zich hersteld zou hebben van die slagen.

Kunnen we ons dat voorstellen? Wonen in een stad, in een land, waar in de loop van vier jaar een derde van je familie, je buren, je vrienden, je kennissen, sterft aan oorlog, honger, armoede en een bizarre en onbekende ziekte? Eén op de drie! Hoe kon ze zeggen: “All shall be well?”

Waar vind ik het geloof van Julian of Norwich? En vooral, waar geloof ik dan in? Kan ik geloven in wat we in het boeddhisme Fundamentele Goedheid noemen? In datgene wat ongefabriceerd, ongekunsteld, aanwezig is in mijn hart en wat tegelijkertijd mijn hart draagt? In dat wat ik niet kan uitleggen, niet kan aanduiden en dat zich nergens door laat beperken? In mijn directe “zoheid”, die niets anders wil dan het welzijn van ieder, en die zich nooit laat ontmoedigen en die rust in een grenzeloos en ongefundeerd vertrouwen.

Ik kan dat niet vinden in iets dat buiten mij, los van mij staat, maar wel in mezelf. In feite vind ik het niet, ik vind het terug, ik herinner het me, want het was er en is er altijd. En wanneer ik me dat herinner, vind ik dat tegelijkertijd onbegrensd in jou en in iedereen.
Het komt goed! Natuurlijk komt het goed!

Parijs – Den Haag – Varanasi

Tussen Parijs en Den Haag in de Thalys, las ik in “A Year to Live” van Stephen Levine, het boek dat we momenteel in de studiegroep behandelen. Eén van de gedachten die opkwamen was deze. Van hoeveel mensen heb ik inmiddels afscheid genomen?
Ik herinner me de dood van mijn vader, de langzame verstilling van zijn laatste uren, en van mijn moeder die wachtte tot ze alleen was in haar bed. Ik herinner me Peter van der Steen, mijn beste vriend van lang geleden, toen ik als dienstweigeraar gastlessen maatschappijleer gaf op middelbare scholen en die precies begreep hoe kwetsbaar ik in werkelijkheid was. Hij kwam op 26 jarige leeftijd om bij een auto-ongeluk in Spanje en liet een enorme leegte in me achter. Ik denk aan mijn nichtje, het dochtertje van mijn moeder’s broer die verdronk in zee bij Zandvoort. Ik was zo ongeveer zeven toen dat gebeurde. Ik denk aan Helen’s ouders, die beiden vreedzaam gingen na lange en liefdevolle levens. Aan hoe Helen’s vader naar de wolken keek en zei: “Straks zal ik dat niet meer kunnen zien.” Ik denk aan Helen’s zus Mariëlle die omkwam bij een ongeval bij het paardrijden. Ik denk aan ooms (Hans Pelder, Gerrit Oltheten, die beiden belangrijker voor mij waren dan ze zelf vermoedden). Ik denk aan mijn sangha-zussen en -broers, Peggy, Henri, Frits. Ik denk aan Malgosia en Maezumi Roshi. De invloed van deze laatste in mijn leven is enorm en ik heb hem nooit ontmoet.
Waar eindigt deze opsomming? Het omvat namelijk ook ontelbaar velen die belangrijk waren en wier invloed nog voelbaar is, zonder dat ik hun namen ken. Het omvat alles en iedereen. Zóveel, gezichten, zóveel namen, zóveel levens. Talloos, zonder einde, onbeperkt. Dichtbij, veraf, vandaag, gisteren, eeuwen geleden. Alles is vader en moeder voor me. Dat is zo duidelijk nu.
Ik voel verlies en vooral dankbaarheid. Dankbaarheid en ook verlies. Het is als een explosie en een implosie. Ik ben al deze levens. Al deze levens ben ik.

Eén beeld komt de laatste weken sterk en vaak langs in me, en dat is het beeld van een brandstapel in Varanasi aan de oever van de Ganges, op de Manikarnika Ghat. Het was de crematie van een man wiens hoofd onbedekt was. Een grijze baard. Net als de mijne. Iemand vertelde me dat hij een goed leven moet hebben geleid en een goede dood moet zijn gestorven om met onbedekt gezicht gecremeerd te worden. Hij is zo dichtbij.
Een paar weken geleden schreef ik dit voor hem en mij.

Know, that when I died
I died content
My life has been well spent
Given freely
And wholeheartedly received
None of it was mine
And all of it exactly me.

I have loved
And have been loved
And now return to love
That which I truly am
Silent Boundless Here
And yet still nearer than before
So as this burns just know
That I expand to love you more

No time to lose!

Een van de meest ontroerende teksten uit de Pali canon vind ik de Bahiya Sutta, het verhaal van de bedelmonnik Bahiya, die ten tijde van de Boeddha ergens aan de golf van Bengalen woonde en misschien vaag ooit iets over hem had gehoord. Volgens het verhaal (en ik vraag bij voorbaat maar om vergeving voor mijn wel heel losse vertaling/hertaling) wordt Bahiya op zeker moment overvallen door grote twijfel en hij vraagt zich af: “Wat ben ik aan het doen? Is de manier waarop ik mijn leven leid wel oké? Ben ik niet verkeerd bezig?” Ergens uit de diepte van zijn intuïtie (volgens de sutta wordt hij bezocht door een devata, een soort geestverschijning) welt er een gedachte in hem op die zegt: “Zoek hulp, onderzoek je vraag met behulp van iemand die je een eindje vooruit is”. En zo gaat Bahiya op reis, op zoek naar de Boeddha, wiens naam hem, volgens de sutta, door de devata is ingefluisterd, of (meer mijn versie) die zomaar uit zijn geheugen opkomt, onder invloed van zijn diepe wens om verder te groeien, om meer helderheid te ontwikkelen. Hij voelt de urgentie ervan en dus gaat hij zonder verder tijd te verspillen op weg en dat inspireert me. Ik herken Bahiya’s wens en zijn honger. Ik voel de urgentie die er in zijn verhaal zit. Dit zijn mijn (onze?) vragen ook. Wat willen we weten? Hoe kan ik intenser leven? Is wat ik zie en hoor en voel en vind, reëel? Zijn mijn waarnemingen, mijn meningen en ideeën juist? En waarom heb ik het dan zo vaak mis? Waar baseer ik me op? Waar komen mijn zorgen, mijn onzekerheden, mijn verlangens vandaan? Wie ben ik nou echt, wie ben ik werkelijk? Ik wil weten hoe de wereld en mijn leven in elkaar steken en in elkaar passen. Ik wil weten waarom er zoveel lijden bestaat in de wereld om me heen.
Ik bewonder Bahiya’s moed, zijn bereidheid om zijn redelijk veilige leven ondersteboven te gooien en alles op het spel te zetten. Onze tijd van leven is niet onbeperkt!

Als hij uiteindelijk de Boeddha ontmoet vraagt hij heel nadrukkelijk om raad, om onderricht.
En als de Boeddha antwoordt dat hij jammer genoeg net op het verkeerde moment komt en dat hij later maar even terug moet komen, antwoordt Bahiya: “Ik weet niet hoe lang ik nog te leven heb. Ik weet niet welke gevaren op uw pad liggen. Onderwijs me alstublieft nu.” Misschien voorvoelde Bahiya dat hij niet lang meer te leven had. Onder de indruk van die urgentie maakt de Boeddha tijd voor Bahiya en zegt:

Zo Bahiya, zou je jezelf moeten oefenen: “Laat in wat gezien wordt alleen dat wat gezien wordt aanwezig zijn. Laat in wat gehoord wordt, alleen dat wat gehoord wordt aanwezig zijn. Laat in wat gevoeld wordt alleen dat wat gevoeld wordt aanwezig zijn. En in wat zich aandient in je bewustzijn, laat alleen dat wat zich in je bewustzijn aandient aanwezig zijn. Zó zou je beoefening zich moeten ontwikkelen Bahiya. Want als er in wat je ziet alleen het geziene aanwezig is en in wat je hoort alleen het gehoorde, en in wat je voelt alleen het gevoelde en in wat zich aandient in je bewustzijn alleen dat wat je je bewust bent, dan Bahiya zal jij daar niet “bij” zijn en als jij daar niet “bij” bent, ben jij er niet “in”. Dan Bahiya ben je noch hier, noch daar noch er tussen in. Alleen dit. Zó ga je om met het lijden.”

Daarna loopt de Boeddha verder. Bahiya laat de woorden van de Boeddha op zich inwerken. Diezelfde middag komt hij om, als hij aangevallen wordt door een wilde buffel, die haar jong beschermen wil.

De tekst geeft ons in al zijn scherpte en kortheid een heel heldere beschrijving van de oorzaak van onze worstelingen en stress en een even heldere uitweg. Hoeveel “verhaal”, hoeveel IK, koppel ik aan wat ik zie, hoor, voel en weet? Hoe vaak bouw ik een eenvoudige waarneming om en uit tot een drama, mijn drama? Hoe vaak voel ik me ongerust of gekwetst? Hie vaak laat ik me meesleuren door emoties, mijn emoties? Hoe vaak en veel projecteer ik op anderen in mijn omgeving? Hoe vaak komt in mijn onderbewustzijn de vraag op: “Wat zou hij, zij, wat zouden zij van me vinden?” Hoe vaak verkondig ik mijn zekerheden, zelfvertrouwen, overtuigingen en meningen zonder ook maar iets zeker te weten? Hoe verslaafd ben ik aan Mijn Kennis, Mijn Overtuigingen, Mijn Opinies, Mijn Stelligheden? Hoe zou het zijn als ik daar mee op zou houden? Hoe vrij zou het zijn als ik op zou houden alles op te sieren met Ik, Mijn, en Zelf, “Me Eige”, zoals we in Den Haag zeggen?

In wat ik zie alleen dat! In wat ik hoor enkel en alleen dat! In wat ik voel alleen dat en niets er bovenop. In wat ik me bewust ben alleen bewustzijn zonder projecties en zonder dramatiek. Geen Ik als waarnemer (er “bij” zijn) met alle bijbehorende meningen, oordelen, overtuigingen, verlangens en onmacht. En ook geen identificatie (er “in” zijn), met bijbehorende projecties, verstarring en verlies aan eigenheid, waarachtigheid en authenticiteit. Noch hier, noch daar, noch er tussen in. Ongefixeerd. Vrij om te bewegen, om de dingen eenvoudig te houden. No story. No lack of story. No bullshit.

Ma

Deze maand is het zeven jaar geleden dat mijn moeder overleed. Ze was 92 jaar en aan het einde van haar leven volslagen blind en hulpbehoevend. Ze was ook met regelmaat boos in haar laatste jaren. Boos dat het leven haar zo lang vast hield. Boos ook denk ik, op haar eigen tegenstrijdigheden. Enerzijds gaf ze vaak aan dat het genoeg was en dat ze uit het leven wilde. En anderzijds liet ze vaak blijken hoe sterk haar wil tot leven was. Ik herinner me nog goed dat we het op een middag hadden over versterven (ophouden met eten en drinken) als een manier om het heft in haar eigen handen te nemen. Ze overwoog de voors en tegens en tenslotte zei ze dat ze dat niet wilde want zo genoot nog zo vaak van sommige dingen (beschuitjes met aardbeien en witte suiker bijvoorbeeld). De tegenstrijdigheden in haar gevoelens vond ze overigens volkomen normaal. Daar konden we samen dan smakelijk om lachen en dan trok ik maar een mini-flesje witte wijn open (ook een van haar genietingen).

rietjeoltheten_medium

Mijn moeder kon in haar laatste jaren ook naar het nieuws luisteren en dan gepassioneerd mopperen dat er zo veel problemen in de wereld waren en dat alles zo veel gevaarlijker was geworden voor haar kinderen en kleinkinderen. Dan negeerde ze maar even dat ze zelf midden in de eerste wereldoorlog was geboren, was opgegroeid in de crisis van de jaren dertig en haar eerste kind kreeg in de hongerwinter. Mijn moeder hield wel van “catastroferen” en eerlijk gezegd kan ik dat eigenlijk ook best goed. Ik heb zo mijn eigen varianten daarin, maar als ik ga piekeren over die dingen waarover ik kan piekeren, dan blijkt soms dat ik het piekeren nog geenszins verleerd ben. Wat mij helpt op die momenten is om terug keren naar aanwezig zijn in nu. In eerste instantie betekent dat vooral, dat ik niet probeer om een oplossing te vinden, maar eenvoudigweg blijf bij de constatering: “ik ben bang,” zonder dat ik moet gaan zorgen dat het gevoel weg gaat, opgelost raakt, of dat het bange IK “getransendeerd” raakt. Juist voor zen-beoefenaren is dat vaak heel belangrijk. Het bange IK hoeft niet weg. Daar wordt het IK alleen maar banger van namelijk. Het gaat er om, minder geïdentificeerd te zijn met dat IK, dat zo bang is en ook zo alleen is in zijn gepieker.

Een poosje geleden lag ik midden in de nacht wakker. Er was iets waarover ik me zorgen maakte. Om een uur of drie in de nacht sloop ik mijn bed uit, ging beneden in de woonkamer in een stoel zitten en zei tegen mezelf: “Ik ben bang.” Kijkend uit het raam zag ik dat er aan de overkant een woonkamerraam verlicht was. En een eindje verderop ook een zolderraam. Er was een voelbare expansie in me. Zou het kunnen dat daar achter die ramen ook mensen zaten die niet konden slapen? Zouden er meer mensen in de stad, in het land, in de wereld zijn die bang waren en daar niet van konden slapen? In de ruimere stilte in me welde spontaan voor alle mensen die wakker lagen die nacht op: “May your life go well.” Toevalligerwijze is dat in de christelijke traditie de toevoeging aan “Eert uw vader en uw moeder”. De tekst zoals ik hem ken luidt: “Honour your father and mother, so that your life may go well.” Natuurlijk is die eer, die dankbaarheid, niet alleen bedoeld voor mijn fysieke ouders, maar voor alles en iedereen, alle mensen, alle wezens, alles in het universum, want dat alles is vader en moeder voor me. Die ruime stilte in me is bron van dankbaarheid voor alles wat mijn vader en moeder is en daarin is een warme warme plek ingeruimd voor mijn eigen moeder. Vandaag gedenk ik in diepe dankbaarheid Rietje Oltheten-Gianotten, 15 juni 1916 – 20 april 2009.

Een bedelaar op pad

Een paar jaar geleden heb ik besloten om mijn manier van werken om te gooien en niet langer een kostprijs te verbinden aan wat ik doe. Ik vraag dus niet meer om welke vergoeding dan ook, niets heeft een prijskaartje. In plaats daarvan opper ik meestal (niet altijd) de mogelijkheid om een donatie te doen, maar zonder dat dat verplicht is. Op www.zenheart.nl vind je meer uitleg daarover. Sinds die tijd kijk ik naar de onzekerheid (en eerlijk gezegd soms grote angst) in mezelf over mijn manier van leven en mijn inkomen. Terwijl mijn financiële reserves afnemen maak ik mezelf afhankelijk van de goedgeefsheid van de wereld om me heen. Sommige mensen vinden onze opstelling (het is een keuze die Helen en ik samen hebben gemaakt) maar vreemd, zelfs bizar. Iemand zei me dat dit niet van deze tijd is en dat wat ik doe waardevol is en dus een prijs mag hebben. Maar eerlijk gezegd vraag ik me af of waarde zo aan prijs verbonden moet zijn. Wat ik doe vind ik waardig en waardevol, maar ik kan er geen prijs voor noemen. Het beetje wijsheid dat ik in me heb, heb ik gratis gekregen van mijn leven. De ruimte die er in me is om te luisteren naar wat mensen beweegt, te luisteren naar vreugde, verdriet, angst, frustraties, liefde en liefdesverdriet, de eindeloze en altijd ontroerende variatie van mensen en levens, die ruimte is niet van mij. Ik luister naar het ontvouwen van openheid, wijsheid en mededogen en terwijl ik luister helpt mij dat weer, om mezelf verder te ontvouwen. Ik help en wordt evenzeer geholpen. Alles wat ik heb en alles wat ik ben, is me gegeven. Door mij ouders, mijn broers en zussen, door Helen en onze kinderen, door mijn leraar en mijn medereizigers op het pad van meditatie en contemplatie, mijn metgezellen in de Zen Heart Sangha, door jullie allemaal, door de maatschappij, door de zon, de aarde, de maan en de sterren, het houdt niet op. Dat is wat en wie ik ben. En wat kan ik anders doen dan dat weggeven, doorgeven, teruggeven? Mijn leven is kort en ik kan niets vasthouden, niets meenemen. Ik wil geven in het vertrouwen dat de wereld me wil steunen op mijn pad. Ik ben een bedelaar vervuld van rijkdom, dankbaarheid en twijfel. Ik wandel in de zon en in het duister. Net zoals iedereen.

Goede Vrijdag

Vandaag is het Goede Vrijdag, de dag waarop in de christelijke traditie het lijden en sterven van Christus centraal staan. Voor mij (met mijn Katholieke achtergrond) is en blijft het een bijzondere dag. Een dag om stil te staan bij lijden, sterven en vooral bij opoffering. Ik ben nog steeds geïnteresseerd in het Christus verhaal en vandaag vooral in de vraag hoe lijden en opoffering in de levens van mensen werken. Ik heb vandaag vaak stil gestaan bij de levens van al die mensen die delen van hun leven (en soms heel hun leven) schenken, offeren, aan de verzachting van het lijden van anderen. Ik herinner me een foto van Sebastiao Salgado waarop een moeder haar kind op schoot heeft in de hel van een vluchtelingenkamp ergens in Tanzania, gevlucht voor de genocide in Ruanda. De blik van het kind en de houding van die moeder! Of de beelden van vluchtende vaders en moeders uit Syrië die hun kinderen in veiligheid proberen te brengen, weg uit de oorlog.
Ik zag in gedachten vandaag ook een man met een baard die op Lesbos probeert vluchtelingen te helpen en die daarvoor zijn vakantie opoffert. Ik zag een vrijwilliger bij het Leger des Heils die zelf door zijn eigen hel is gereisd en die nu daklozen van een maaltijd en slaaplekken voorziet. Ik zag een Parijse man die al zijn spaargeld en zijn halve leven gegeven heeft (en dat nog steeds doet) aan daklozen en gevangenen.
Het ontroert me zo intens. En het werd vandaag al maar weidser. Iedereen heeft offers gebracht voor anderen. We geven geld aan collectes (soms ook als we het zelf maar moeilijk kunnen missen). Sommigen hebben hun carrières in de koelkast gezet voor hun kinderen (vaak zonder daar zelfs maar bij na te denken). Anderen zorgen voor oude vaders en moeders, voor zieken en stervenden. Sommigen zorgen voor mensen en anderen voor dieren. Sommigen gooien het roer van hun leven compleet om, om een pad van contemplatie en mededogen te bewandelen, omdat ze niet anders kunnen. Allemaal, bewust of onbewust, zijn we in staat tot opoffering, tot de aanvaarding van klein of groot lijden ten behoeve van anderen. Sterker nog, we kunnen niet anders. Het zit in ons bloed, in onze genen, zo zijn we gebouwd. We worden onontkoombaar gedreven door mededogen. Het is de inherente basis-goedheid van alle mensen, van jou en mij.
Ik vermoed dat zelfs degenen die niets willen weten van het lijden om hen heen en die alleen oog lijken te hebben voor het eigen belang, het eigen comfort, de eigen veiligheid, uiteindelijk gewoon diep geraakt zijn door het lijden dat ze zien en proberen zichzelf en hun kleine kring van naasten te behoeden voor het lijden dat ze vrezen. Als we ons hart proberen af te sluiten voor mededogen, doen we dat vaak ter bescherming van onze naasten.
Onze beoefening draait in essentie om het openen van ons hart. Soms is dat verscheurend pijnlijk. Vandaag is dat diep ontroerend en ik voel me naakt en rauw en kwetsbaar en de tranen zijn voortdurend dichtbij.
“God geef mij de kracht om altijd dieper lief te hebben,” schreef Theresa van Avilla. Is dat niet de wens van ons allen?
Ik wens jullie een prachtige Pasen.

De deur en de terreur

Keer op keer treft het me in het hart. Vluchtende mensen op de Brusselse luchthaven, vluchtende mensen in een winkelstraat in Istanbul, vluchtende mensen die vast zitten op de Balkan. Wat is het verschil?
De angst treft iedereen.
De verwondingen, de rouw, het verdriet, de trauma’s; ze treffen iedereen.
De machteloosheid en de wanhoop; ze treffen iedereen.
En we proberen allemaal om aan haat, bommen, verminkingen en dood te ontkomen.
We proberen allemaal om onszelf en degenen die we liefhebben dit alles te besparen.
Het treft iedereen.
We zijn allemaal mensen.

Wie roept dat de grenzen nu dicht moeten, dat we vluchtelingen maar terug moeten sturen, is voor mij in wezen niet anders dan de degene die in de winkelstraat of een terminalgebouw vol vluchtende mensen zijn deur op slot zou doen en niemand meer binnen laat. Ik begrijp de angst die daar achter zit ook. Ik voel die angst ook. Het is dezelfde angst en dezelfde poging om mezelf en degenen die ik liefheb alle mogelijke pijn en angst en verwondingen te besparen. Maar als ik uit angst mijn deur sluit voor vluchtende mensen heb ik de terreur binnen gelaten. Terreur kan ik niet buitensluiten.
Terreur is angst, en die kan ik alleen met open hart en open deur tegemoet treden. Ik kan niet anders. Ik weet geen andere weg.