Een van de meest ontroerende teksten uit de Pali canon vind ik de Bahiya Sutta, het verhaal van de bedelmonnik Bahiya, die ten tijde van de Boeddha ergens aan de golf van Bengalen woonde en misschien vaag ooit iets over hem had gehoord. Volgens het verhaal (en ik vraag bij voorbaat maar om vergeving voor mijn wel heel losse vertaling/hertaling) wordt Bahiya op zeker moment overvallen door grote twijfel en hij vraagt zich af: “Wat ben ik aan het doen? Is de manier waarop ik mijn leven leid wel oké? Ben ik niet verkeerd bezig?” Ergens uit de diepte van zijn intuïtie (volgens de sutta wordt hij bezocht door een devata, een soort geestverschijning) welt er een gedachte in hem op die zegt: “Zoek hulp, onderzoek je vraag met behulp van iemand die je een eindje vooruit is”. En zo gaat Bahiya op reis, op zoek naar de Boeddha, wiens naam hem, volgens de sutta, door de devata is ingefluisterd, of (meer mijn versie) die zomaar uit zijn geheugen opkomt, onder invloed van zijn diepe wens om verder te groeien, om meer helderheid te ontwikkelen. Hij voelt de urgentie ervan en dus gaat hij zonder verder tijd te verspillen op weg en dat inspireert me. Ik herken Bahiya’s wens en zijn honger. Ik voel de urgentie die er in zijn verhaal zit. Dit zijn mijn (onze?) vragen ook. Wat willen we weten? Hoe kan ik intenser leven? Is wat ik zie en hoor en voel en vind, reëel? Zijn mijn waarnemingen, mijn meningen en ideeën juist? En waarom heb ik het dan zo vaak mis? Waar baseer ik me op? Waar komen mijn zorgen, mijn onzekerheden, mijn verlangens vandaan? Wie ben ik nou echt, wie ben ik werkelijk? Ik wil weten hoe de wereld en mijn leven in elkaar steken en in elkaar passen. Ik wil weten waarom er zoveel lijden bestaat in de wereld om me heen.
Ik bewonder Bahiya’s moed, zijn bereidheid om zijn redelijk veilige leven ondersteboven te gooien en alles op het spel te zetten. Onze tijd van leven is niet onbeperkt!
Als hij uiteindelijk de Boeddha ontmoet vraagt hij heel nadrukkelijk om raad, om onderricht.
En als de Boeddha antwoordt dat hij jammer genoeg net op het verkeerde moment komt en dat hij later maar even terug moet komen, antwoordt Bahiya: “Ik weet niet hoe lang ik nog te leven heb. Ik weet niet welke gevaren op uw pad liggen. Onderwijs me alstublieft nu.” Misschien voorvoelde Bahiya dat hij niet lang meer te leven had. Onder de indruk van die urgentie maakt de Boeddha tijd voor Bahiya en zegt:
“Zo Bahiya, zou je jezelf moeten oefenen: “Laat in wat gezien wordt alleen dat wat gezien wordt aanwezig zijn. Laat in wat gehoord wordt, alleen dat wat gehoord wordt aanwezig zijn. Laat in wat gevoeld wordt alleen dat wat gevoeld wordt aanwezig zijn. En in wat zich aandient in je bewustzijn, laat alleen dat wat zich in je bewustzijn aandient aanwezig zijn. Zó zou je beoefening zich moeten ontwikkelen Bahiya. Want als er in wat je ziet alleen het geziene aanwezig is en in wat je hoort alleen het gehoorde, en in wat je voelt alleen het gevoelde en in wat zich aandient in je bewustzijn alleen dat wat je je bewust bent, dan Bahiya zal jij daar niet “bij” zijn en als jij daar niet “bij” bent, ben jij er niet “in”. Dan Bahiya ben je noch hier, noch daar noch er tussen in. Alleen dit. Zó ga je om met het lijden.”
Daarna loopt de Boeddha verder. Bahiya laat de woorden van de Boeddha op zich inwerken. Diezelfde middag komt hij om, als hij aangevallen wordt door een wilde buffel, die haar jong beschermen wil.
De tekst geeft ons in al zijn scherpte en kortheid een heel heldere beschrijving van de oorzaak van onze worstelingen en stress en een even heldere uitweg. Hoeveel “verhaal”, hoeveel IK, koppel ik aan wat ik zie, hoor, voel en weet? Hoe vaak bouw ik een eenvoudige waarneming om en uit tot een drama, mijn drama? Hoe vaak voel ik me ongerust of gekwetst? Hie vaak laat ik me meesleuren door emoties, mijn emoties? Hoe vaak en veel projecteer ik op anderen in mijn omgeving? Hoe vaak komt in mijn onderbewustzijn de vraag op: “Wat zou hij, zij, wat zouden zij van me vinden?” Hoe vaak verkondig ik mijn zekerheden, zelfvertrouwen, overtuigingen en meningen zonder ook maar iets zeker te weten? Hoe verslaafd ben ik aan Mijn Kennis, Mijn Overtuigingen, Mijn Opinies, Mijn Stelligheden? Hoe zou het zijn als ik daar mee op zou houden? Hoe vrij zou het zijn als ik op zou houden alles op te sieren met Ik, Mijn, en Zelf, “Me Eige”, zoals we in Den Haag zeggen?
In wat ik zie alleen dat! In wat ik hoor enkel en alleen dat! In wat ik voel alleen dat en niets er bovenop. In wat ik me bewust ben alleen bewustzijn zonder projecties en zonder dramatiek. Geen Ik als waarnemer (er “bij” zijn) met alle bijbehorende meningen, oordelen, overtuigingen, verlangens en onmacht. En ook geen identificatie (er “in” zijn), met bijbehorende projecties, verstarring en verlies aan eigenheid, waarachtigheid en authenticiteit. Noch hier, noch daar, noch er tussen in. Ongefixeerd. Vrij om te bewegen, om de dingen eenvoudig te houden. No story. No lack of story. No bullshit.