Tijdens de afgelopen december-sesshin hebben we het in de dharma-gesprekken gehad over het leven en de beoefening van Linji Yixuan (Rinzai Gigen in het Japans). Daarbij heb ik vooral gebruik gemaakt van de vertaling van de Linji-yulu (the record of Linji) van Irmgard Schloegl (https://en.wikipedia.org/wiki/Myokyo-ni), leerling en opvolger van Sōkō Morinaga Rōshi.
Eén van de koan die we hebben gebruikt in de retraite was koan 34 van de Linji-yulu waarin Linji commentaar geeft op koan 9 van de Mumonkan over de Daitsû Chishô Boeddha. De koan zelf gaat als volgt:
Mumonkan Koan 9 Daitsû Chishô
Eens vroeg een monnik aan meester Jô van Kôyô: “Daitsû Chishô Boeddha, de Boeddha van Uiterste Doordringing en Alles Overstijgende Wijsheid, zat in de meditatiezaal voor een periode van tien kalpas, maar de Dharma van de Boeddha werd niet onthuld en hij bereikte geen ontwaakte staat van Boeddha-zijn. Waarom was dat zo?”
Jô antwoordde: “Je vraag is werkelijk schitterend.”
De monnik zei: “Hij zat in zazen in de meditatie zaal. Waarom bereikte hij de Boeddha- staat niet?”
Jô antwoordde: “Omdat hij een Boeddha is die de Boeddha-staat niet bereikte.”
Een Kalpa is de tijdspanne die een engel nodig heeft om een hoge berg tot gruis te vermalen door één keer per honderd jaar met zijn vleugel één keer over de top van de berg te strijken. Met andere woorden: waanzinnig LANG! Dit is ook een poëtische manier om te zeggen de de Daitsû Chishô Boeddha in alle eeuwigheid de Boeddha-staat niet kán bereiken. En de vraag is waarom?
Linji beantwoord de vraag rechtstreeks en punt voor punt. Hij zegt:
“Uiterste doordringing” is jouw eigen inzicht dat van de talloze dingen, waar dan ook, geen enkele een eigen staat van bestaan heeft en dat geen enkel ding een los-van-al-het- andere-staande vorm heeft. Dit wordt “Uiterste (wederzijdse) doordringing” genoemd.
“Overstijgende wijsheid” is om niet meer te twijfelen, want er is niets, helemaal niets, dat bereikt kan worden. Dit wordt “Overstijgende wijsheid” genoemd.
Boeddha is de hart-geest in al haar zuiverheid. Haar stralende zijn, alles doordringend en met alle dingen en vormen intens en volkomen wederzijds verbonden, wordt Boeddha- worden genoemd.
Tien kalpas lang mediteren wijst naar de eindeloze perfectionering van beoefening van de Perfecties (de Paramitas).
“De Dharma van de Boeddha werd niet onthuld” wil zeggen dat Boeddha van oorsprong geen oorsprong heeft (ongeboren is) en de Dharma van oorsprong af onvernietigbaar en zonder einde is. Hoe zou het zichzelf dan kunnen onthullen?
“Bereikte geen staat van ontwaken” betekent dat Boeddha niet Boeddha hoeft te worden. Een oude meester zei: “De Boeddha is altijd aanwezig in de wereld maar wordt niet gebonden door de dingen van de wereld.”
Tot zover Linji.
Deze koan is zó fundamenteel voor onze beoefening en vooral ook voor de intenties waarmee de onze beoefening aangaan. Natuurlijk beginnen we allemaal met allerlei doelen en goede voornemens (dat hoort ook bij het einde van het jaar) om onszelf te helen, om onze patronen te doorgronden en te veranderen. Om gelukkiger, meer ontspannen, ruimer, warmer, liefdevoller en compassievoller te leven. Om minder vaak en minder intens bang en boos te zijn, en om te kunnen leven met minder hebzucht en egoïsme.
Dat is wat we willen en daar is natuurlijk niets mis mee. Maar als we daaraan beginnen, starten we vaak vanuit een diep geworteld zelfbeeld dat eigenlijk voortdurend kritisch in ons oor fluistert: “Je bent incompleet en vol neurotische en paranoïde patronen. Je bent te gestressed, bekrompen en beperkt, te kil, te weinig liefdevol. Je bent te bang en boos, hebzuchtig, jaloers en egocentrisch.” Dit doen we vaak zelfs zonder het te weten of te zien, maar hoe verborgen ook, het is een heel negatief, en heel sterk aanwezig IK. En als we proberen om vanuit dat kritische perspectief een losser, ruimer, warmer perspectief te bereiken dan beginnen aan een poging om ons zelf beetje bij beetje los te laten vanuit een steeds versterkt zelf. Een slang die in zijn eigen staart zit vastgebeten.
Stel je voor dat we een eindeloos pad in gaan. Een pad dat niet ergens in een permanente “staat”, een definitieve eindoplossing hoeft te komen. Stap voor schitterende stap. Simpelweg omdat de beoefening zelf al de oplossing is. Lopend en zittend, huilend en lachend is de ongeworden Boeddha steeds hier en nu zichzelf. Precies zoals je bent. Het is de eindeloze perfectionering van dat wat al direct perfect is. Zoals Chogyam Trungpa schrijft in The Path is the Goal: “De Paramita’s zijn de beoefening van degene die al overgestoken is.”
Einstein schijnt ooit gezegd te hebben: “The universe is infinite and expanding.” Wie is de Boeddha, en wat is zijn staat van zijn? Jij bent het en je bent het niet. Jij bent al het leven en enkel grenzeloze liefde. En tegelijkertijd: Mogen we allemaal steeds weer pogen om steeds dieper lief te hebben.
Linji Yixuan
During the last December sesshin we talked about the life and practice of Linji Yixuan (Rinzai Gigen in Japanese). The dharma talks were mainly based on the translation of the Linji-yulu (the record of Linji) by Irmgard Schlögl (https://en.wikipedia.org/wiki/Myokyo-ni), student and successor of Sōkō Morinaga Rōshi.
One of the koan we used was number 34 of the Linji-yulu, in which Linji comments on case 9 from the Mumonkan. The one about Daitsû Chishô Buddha. The koan is as follows.
Mumonkan Koan 9 Daitsû Chishô
Once a monk asked Priest Jô of Kôyô, “Daitsû Chishô Buddha, the Buddha of Supreme Penetration and all Encompassing Wisdom, sat in the meditation hall for ten kalpas, but the Dharma of the Buddha did not manifest itself and he could not attain Buddhahood. Why was this?”
Jô replied, “Your question is splendid indeed.”
The monk said, “He sat in zazen in the meditation hall. Why did he not attain Buddhahood?”
Jô replied, “Because he is a non-attained Buddha.”
A kalpa is the span of time an angel needs, to reduce a high mountain to rubble by brushing over the top with it’s wing once every one hundred years. In other words ridiculously LONG! This is also a poetic way of saying that the Daitsû Chishô Buddha can not attain the Buddha state in all eternity. And the question is, why?
Linji answers the question straight and point by point. He says:
“Supreme Penetration is your own understanding that the myriad things everywhere, have no being of their own and have no [separate] form; this is called Supreme Penetration.
“Surpassing Wisdom” is not to doubt anything, for there is nothing to be attained; this is called “Surpassing Wisdom”.
Buddha is the heart in its purity; its radiance interpenetrating the plane of things is called to become Buddha.
To “sit for ten Kalpas in the Hall of Enlightenment” refers to the practice of the Ten Paramitas.
“The Buddha-Dharma did not reveal itself” means that since Buddha is originally unborn and the Dharma is originally indestructible, how can it reveal itself?
“Did not attain Buddhahood” is that Buddha has no need to become Buddha. An old master said: “The Buddha is always present in the world, but is not stained by the things of the world.”
End of Linji’s quote.
This koan is fundamental to our practice and especially to the intentions with which we enter practice. Of course we start with all kinds of goals and good intentions (it’s part of theturning of the year) to heal ourselves, to understand and change our patterns. To live happier and more relaxed, with more spaciousness and warmth, more caring and with more compassion. To become less anxious and angry. And to live with less greed and selfishness. That’s what we want and there is nothing wrong with that.
But when we start, we often do so coming from a deeply ingrained self-image that actually is constantly whispering in our ears: “You’re incomplete and full of neurotic and paranoid patterns. Your too stressed out, narrow minded and limited. Too cold-hearted, too uncaring. You’re too scared and angry, too greedy, jealous and self-centered.”
We often don’t even notice it but no matter how hidden it is, it’s a very negative and very dominantly present ME. And when we try to reach a more relaxed, spacious and warmer perspective coming from this criticising perspective, then we are trying to let our self go bit by bit from a negative self that just solidifies itself all the time. Like a snake biting it’s own tail.
Just imagine that we enter an endless path. A path that doesn’t need to end somewhere in a permanent “state”, a final solution. Step by magnificent step. Simply because the practice itself is the solution. Whether walking or sitting, crying or laughing, the unbecome Buddha is it, here and now. Exactly as you are. It is the endless perfecting of what is perfect from the beginning. Like Chogyam Trungpa writes in The Path is the Goal: “The Paramita’s are the practice of one who has already crossed.” Einstein apparently once said, “The universe is infinite and expanding.”
Who is the Buddha and what is his state? You are, and you are not. You are all life and just boundless love. And at the same time: May we all try again and again to always love more.