Bieke Vandekerckhove

Midden in de nacht werd ik wakker en bleek in tranen te zijn. Beneden in de woonkamer ben ik op de stoel voor de balkondeuren gaan zitten in het duister (om Helen niet wakker te maken) en dacht aan de vraag in de vertaling van Jean-Claude Carrière van de Mahabharatha. “What is the greatest miracle? The greatest miracle is that death strikes around us every moment and yet we live as though we are immortal”. Ik keek er naar vanuit verschillende perspectieven.
In onbewustheid of verdringing van de nabijheid van de dood zou ik de voorbereiding op de dood achterwege kunnen laten en zou ik dus ook onbewust blijven van de onvoorstelbare schoonheid van dood en leven, van de bevrijding van leven, de bevrijding van dood, van de harmonie tussen leven en dood.
En in vol bewustzijn van de diepe aanwezigheid van de dood en (voor)bereid zijnde voor de directe nabijheid van de dood, leef ik nu, als oneindig, als eeuwig, in juist dit ogenblik, in volle aanvaarding van de pijn en van de vreugde. Dankbaar. De bron van dankbaarheid is de welkome aanwezigheid van dood en de welkome aanwezigheid van leven. Leven is het samenzijn van dood en leven.

Ik gedenk Bieke Vandekerckhove
29 juli 1969 – 7 september 2015

Ze werd vandaag begraven en in gedachten ben ik sterk bij Frank Sensei
en de leden van de Zen Sangha België, en bij allen die haar dierbaar waren.
Ik zou mijn armen om u heen willen.

Buddha is made of Non-Buddha elements

De Zen Heart Sangha zomerretraite is voorbij, de was is gedaan, de zendo is weer op orde en het nieuwe seizoen is begonnen. Er zijn zóveel mensen betrokken geweest bij de voorbereidingen voor de sesshin, het houden van de sesshin en het opruimen daarna en weer van start gaan hier in Den Haag. “Tweeënzeventig werken brachten ons dit voedsel” zegt de maaltijd-gatha. Dat is niet alleen waar voor de maaltijd, maar ook voor de was, het opruimen van de zendo en het schoonmaken van de toiletten. En ontelbaar veel mensen zijn daarbij betrokken, zijn daarin aanwezig. Dat geldt voor alles in ons leven. Op het white board in de gang staat momenteel: “Buddha is entirely made of Non-Buddha elements”. Ik besta volledig uit Niet-Ik onderdelen. Ik ben dus volledig niet Ik, want ieder onderdeel van Ik, iedere gedachte, iedere emotie, bestaat uit oneindig veel niet-gedachten-, niet-emoties-onderdelen. Dat alles ben ik en deze oneindige veelheid is wat we in onze beoefening Leegte noemen. En wat dat teweeg brengt is een eindeloze dankbaarheid. Alles wat er is, alles wat ik ben, is Niet-Ik. Alles komt tijdelijk samen in wat we voor het gemak maar even Michel noemen. Het is gegeven. Alles is een gift. En het enige wat we werkelijk willen is die gift doorgeven. Alles openen en doorgeven wat we zijn.

Bewustzijn (na bomen zagen).

Wat is bewustzijn? Waar zetelt bewustzijn? Waar zit het? Roshi stelde me die vraag eens terwijl we stonden te wachten op een perron in de Parijse metro. Die vraag komt nog steeds regelmatig langs. Ik zou misschien geneigd zijn te zeggen dat het in mijn hersenen zit. Verbonden met, en met begrensd door, de fysieke ervaring van mijn lichamelijkheid, van mijn zelfbewustzijn, van IK. Maar op de een of andere wijze voldoet dat niet en lukt dat ook niet. Op de een of andere manier kan ik bewustzijn niet beperken, niet lokaliseren. Ik kan geen plek vinden, geen definitie, geen vast karakter. Bewustzijn is niet man of vrouw, Nederlands of Frans, boeddhist, katholiek of atheïst.
Als we vasthouden aan een beperkt ik en aan een tot ons zelf beperkt zelfbewustzijn, hoe zouden we dan kunnen groeien naar de liefde en compassie van bijvoorbeeld de Shakyamuni Boeddha, wiens liefde en mededogen vandaag de dag nog steeds stralen? Hoe zou Sainte Thérèse van Lisieux tot haar roeping zijn gekomen, en schrijven: ”Ik heb mijn roeping gevonden! Ik zal liefde zijn. En zo zal ik alles zijn.”
Bewustzijn kan ver voorbij zelfbewustzijn expanderen. In bewustzijn ben ik de ander en de anderen. En tegelijkertijd ben ik in een diepe en nabije relatie met de ander en de anderen aangezien zelfbewustzijn niet losstaat van bewustzijn.
Bewustzijn is de realisatie en ervaring dat zelfbewustzijn geworteld is in, en omvat wordt door, dat wat Chögyam Trungpa Rinpoché “Panoramisch bewustzijn” noemt. En dit panoramisch bewustzijn is het panorama van dít ogenblik zelf. In de stilte en leegte van panoramisch bewustzijn kan alles ontstaan, bestaan en weer verdwijnen. En wanneer het Ik zich realiseert dat het zich in werkelijkheid uitstrekt ver voorbij de grenzen waarin het geloofde en waaraan het zich angstig vasthield, dan kan het Ik dit grenzeloos bewustzijn door zichzelf heen laten stralen.
Het Ik heeft oren, een stem en handen die het beschikbaar kan stellen. Het Ik kan het onbegrensde handen en een stem geven. Mijn stem. Het onbegrensde kan mijn handen uitsteken en en iemand aanraken in mededogen. En wanneer mijn stem wegvalt en mijn handen langs mijn lichaam vallen in overgave, lost zelfbewustzijn eenvoudigweg op in haar oorsprong en haar thuis. Simpelweg dat.

Bomen kappen

Ik sta bij een boom aan de slootrand op het weiland en kijk naar de paarden, de Shetlanders en de kippen. Er zoemen een paar bijen langs de sloot. Boven mij zeemeeuwen. Helen is bezig om de omheining te repareren en ik ben een boom aan het omhalen die bij de laatste storm goeddeels is omgewaaid. De boom is dood. Het leven leeft uitbundig. Bomen, gras, vogels. Ik hoor de auto’s op de weg. Ik hoor de meeuwen. Een paard stampt. Al die geluiden zijn zo’n diepe stilte. De stilte straalt om alles heen en door alles heen. Soms is het zo helder.

Binnen in mij is er niemand thuis. Geen ik, geen Michel, geen denker, geen voeler, niemand die hoort, niemand die ziet. Er is geen hoofdkwartier, niemand aan de stuurknuppel, niemand aanwezig. Nooit geweest ook. Geen zetel van bewustzijn. Alleen bewustzijn. Alomvattend en onplaatsbaar, ongevestigd. Als ik ontspan blijkt mijn bewustzijn simpelweg bewustzijn, zonder centrum. We houden onszelf zo makkelijk voor de gek. In werkelijkheid is er maar één wezen, één entiteit die alles omvat. Wijds en voorbij weten. Een oneindig potentieel waarin alle wezens en alle verschijnselen tijdelijk verschijnen zonder afgescheiden te zijn van bewustzijn. Dit is leven. Dit ben ik. Dit ben jij.

Dankbaarheid en Pasen

Op een goede vrijdagmorgen 🙂 hadden we het in de zendo over dankbaarheid. En over de vraag hoe we dankbaarheid kunnen “beoefenen”. Meestal hebben we het gevoel dat dankbaarheid verbonden is aan iets goeds en moois in ons leven. Iets dat ons gegeven wordt of wat ons overkomt. Het lijkt dus in eerste instantie voorwaardelijk, want verbonden aan de specifieke kwaliteit van een gebeurtenis (goed, mooi, fijn). Kunnen we dankbaar zijn voor iets wat we niet ervaren als fijn, mooi, goed? Voor pijn, voor lijden? Kunnen we onvoorwaardelijk dankbaar zijn?

Eén van de aspecten van dankbaarheid is dat het verbonden is aan de onmiddellijke nabijheid van de dood. We leven op de rand van leven en dood en we zouden dit gegeven bij voortdurende oefening, als “beoefening”, voor ogen kunnen houden. Dat is niet morbide. In tegendeel! Leven staat niet tegenover dood. Leven is geboorte, leven, sterven en dood. Als een in- en uitademen. Het is ook belangrijk dat we dit zo dichtbij mogelijk brengen naar onszelf. Leven is MIJN gebooorte, MIJN leven, MIJN sterven en MIJN dood. Dit brengt me in contact met mijn voortdurende sterven van moment tot moment. En ook met het verval van mijn ouder wordende lichaam, en de doorvoelde wetenschap dat de dood van dit lichaam de volgende seconde kan plaats vinden (en dat was altijd al zo).
Dit brengt me ook in contact met een diepe onderstroom van levensdrang en levenslust. In mijn lichaam, in mijn cellen, zit een onvoorstelbaar krachtige en onvoorwaardelijke drang tot leven. Nog één ademhaling, nog één stap, nog één blik. Een diep streven naar leven!
Tegelijkertijd is er in me een diep streven naar veranderen, naar stromen en naar loslaten en dit is al evenzeer een expressie van onvoorwaardelijk leven.
Tezamen brengt dit een diepe stilte voort, een kalmte die zich nergens aan vast houdt, waaraan niets ontbreekt en die niets weet. Het is een directe opening naar dankbaarheid en mededogen, naar een onvoorwaardelijke liefde en dankbaarheid voor leven én sterven en voor de levende en stervende mens. Ik erken de kostbaarheid van leven en van mijn leven als expressie daarvan, zonder de behoefte om iets vast te houden en zonder angst voor verlies. Dankbaarheid is daarmee geworteld in de bereidheid tot loslaten en overgave (en de erkenning dat dit soms een hele worsteling is). En één van de mooiste expressies daarvan kan je in deze bijgevoegde link ervaren. Het is Pasen!

Terug naar …….

Langzaam maar zeker komt het einde aan onze reis door India in zicht. Nog een paar dagen in Navakkarai (een minuscuul dorpje ongeveer een uur rijden van Coimbatore) en een dag in Coimbatore zelf en dan begint de terugreis via Delhi naar Parijs en dan Den Haag. Het levert dubbele gevoelens op. Allereerst is er het temperatuurverschil. Hier is het overdag een verrukkelijke 30 tot 32 graden terwijl ik weet dat het momenteel rond het vriespunt is in Den Haag. Ik weet al wel langer dan vandaag dat ik me veel beter voel bij temperaturen rond de 30 à 35 graden (pas bij 40 wordt het een beetje warm voor me) en ik zie een nogal op tegen de overgang van de winter in Zuid-India naar die in Nederland. En ik zal het landschap en vooral de mensen gaan missen. De openheid, de gastvrijheid, de sereniteit die ik hier ben tegengekomen waren hartverwarmend, hartverwarrend en inspirerend. Ik neem ook een hoop vraagtekens mee over mezelf, over mijn eigen levenshouding en de mate waarin ik me bewust ben van mijn programmering en mijn aannames en overtuigingen, die zo diep kunnen zitten dat ik me niet eens bewust ben van hun aanwezigheid in me. Nu zijn dat vragen die ik me nagenoeg mijn hele leven al stel, dus dat is niet nieuw. Maar deze reis heeft er weer nieuwe urgentie aan gegeven. India heeft me opnieuw duidelijk gemaakt hoe inspirerend en ontregelend verre reizen en verblijven in andere culturen kunnen zijn. Helen en ik hebben toen we rond de twintig waren maanden in het Midden-Oosten doorgebracht dat heeft me destijds sterk beïnvloedt en veranderd. Ik geloof in deze regel in The Holstee Manifesto: “Travel often: getting lost will help you find yourself.” Innerlijk reizen wordt geholpen door fysiek reizen.
Tegelijkertijd ben ik ook klaar om weer naar huis te gaan, Dennis, Douwe en Marthe weer te zien, te mediteren in de zendo, sesshins te doen (we hebben een mooi jaarprogramma in het verschiet), de leden van de Zen Heart Sangha weer te spreken en mijn leven te delen met jullie. Ik heb jullie gemist.

Constitution Day

Gisteren hebben we hier met het voltallige personeel en de meeste gasten, Constitution Day gevierd. Het is een nationale feestdag waarop ze hier de vaststelling vieren van de Indiase grondwet. Die grondwet maakt India tot een van de grootste democratieën ter wereld en democratie is hier een serieuze zaak. Er is een uiterst levendig politiek leven, een grotendeels vrije pers en er zijn spannende verkiezingen. Het vieren van de invoering van de grondwet is ook een serieuze zaak. De vlag werd gehesen, het volkslied gezongen en er was een toespraak. Het beveiligingspersoneel (zes mannen van meer dan middelbare leeftijd) deden een ontroerende poging om in een soort van militaire parade voorbij te marcheren, wat lastig bleek te zijn op teenslippers en sandalen. Daarna was er thee en werd er snoepgoed uitgedeeld. Wat opviel was dat mannen paradeerden, vlaggen hesen, toespraken spraken, het volkslied zongen en trots salueerden. De vrouwen stonden wat achteraf en speelden geen enkele rol in het geheel. Dat is natuurlijk wat vreemd als je bedenkt dat de grondwet de gelijkheid van ieder persoon op Indiaas grondgebied garandeerd en discriminatie op grond van onder andere ras, religie en gender verbiedt. De positie van vrouwen hier is zeker niet gelijk aan die van mannen. Dat is in Nederland volgens mij ook nog steeds niet zo, maar hier zijn de verschillen toch echt groter. Misschien is dat wel de reden waarom veel vrouwen hier zo’n indruk maken op me. Zo sprak ik in Jaipur met een jonge vrouw die naast ons hotel een boutiek dreef. Terwijl Helen en Roshi aan het shoppen en passen waren, vertelde ze dat ze de eigenaresse van de winkel was en dat de meeste kleding door haarzelf ontworpen was. Ze had in Delhi en Londen gestudeerd en ze was getrouwd. “My husband found it very difficult to accept that I own this business, but now he’s ok with it”, zei ze. Achter die uitspraak ging naar mijn gevoel een hele historie schuil. Een conflict dat voor haar en haar man grote openheid en bereidheid tot veranderen vereist. Haar uitstraling was uiterst krachtig. En hier in het Ayurvedisch centrum zijn de artsen hoofdzakelijk vrouwen. Ik ben niet alleen onder de indruk van hun deskundigheid en toewijding, maar ook van de kracht die ze uitstralen. De strijd die ze voeren voor hun “gelijk-waardigheid” in deze samenleving is nog lang niet gestreden en niet alleen de vrouwen, maar ook de mannen staan nog voor grote uitdagingen om de grondwet volledig tot leven te brengen. In ieder geval is het heel zichtbaar hier dat deze omwenteling grote moeite en inspanning kost. Ik vraag me af in hoeverre ikzelf werkelijk voldoende bewust ben van, en open ben voor deze omwenteling, wetende dat er in Nederland ook nog zeker geen sprake is van werkelijke gelijkwaardigheid. Tenslotte heeft India in haar korte democratische geschiedenis een sterke vrouwelijke minister president gehad terwijl het Nederland zover nog niet is gekomen. Ik weet in ieder geval zeker dat er in mij nog een hele weg te gaan is om ieder mens, ieder wezen, als waarlijk gelijkwaardig te zien en te weten. Buddha nature has no gender. May we attain the Buddha Way together.

Verkeer

Eén van de verbazingwekkende aspecten van het dagelijkse leven in India is het verkeer. Helen heeft een filmpje gemaakt van een rit in een tuktuk in Jaisalmer in de avond. Als je dat ziet krijg je een indruk van de (on)geordende chaos die hier verkeer is. Het is niet bijzonder om op de snelweg te rijden en op de meest linker baan (officieel rijdt men hier in Britse stijl links) een auto, tuktuk, of een door een kameel getrokken kar te zien, die je tegemoet komt. Dat is niet hetzelfde als wat wij spookrijden zouden noemen, want hier is dat normaal weggebruik. Als je toevallig aan die kant van de weg bent en je wil een eindje terug, dan keer je gewoon, doet je grote lichten aan en rijdt terug op de meest linkse baan. Essentieel is dat je toetert. Ook keren door de middenberm is gewoon.
Op de driebaanssnelweg van Delhi naar Jaipur is de meest rechterbaan (wat wij de snelle baan zouden vinden) min of meer gereserveerd voor doorgaand langzaam vrachtverkeer. De middelste en linker banen zijn voor inhalen waarbij rekening gehouden moet worden met tegemoetkomend verkeer op de verkeerde weghelft. En je haalt in waar dat kan dus iedere baan is een goede baan ook als dat de vluchtstrook is. De vluchtstrook, die hier emergengy lane heet, is gewoon een extra rijstrook en de echte emergency lane is de baan waar de emergency plaats heeft. De belijning van de weg ontbreekt regelmatig en als die er is moet je dat niet zien als rijstrookbegrenzing maar meer als suggesties. Inhalen of van baan wisselen gaat dan ook niet gepaard met gebruik van richtingaanwijzers maar met claxoneren. In feite is de claxon hier belangrijker dan de remmen. Wie achterop komt toetert om aan te geven “pas op hier kom ik”, waarna wie opzij kan gaan opzij gaat, en wie dat niet kan of niet wil die negeert het signaal. Degene die van achteren komt dient uit te kijken en uit te wijken en wie vóór rijdt niet. Dat spaart ook achteruitkijkspiegels, dus die zie je dan ook niet zo vaak aan de oudere auto’s en met name vrachtauto’s bevestigd. Wat aan nagenoeg geen enkele vrachtauto ontbreekt zijn talloze good luck charms en een tekst in koeieleters achterop die zegt “BLOW HORN”. Ik heb in enkele van die vrachtwagens in de cabine kunnen kijken en sommigen hebben tegen de raamstijl van de twee voorruiten (de meeste Tata trucks hebben een gedeelde voorruit) een kompleet tempeltje staan met afbeeldingen van goden en gekleurde slingers.
In de stad is de chaos zo mogelijk nog groter. Regels lijken geheel afwezig, de drukte is onvoorstelbaar en aangezien iedereen constant toetert is de claxon ook niet meer zo’n handig hulpmiddel (hoewel onverminderd populair). De enige regel lijkt te zijn: wie van achteren komt kijkt uit. Dus je let op wie voor je rijdt en hoopt op de alertheid van wie achter je zit.
Het aantal dodelijke verkeersslachtoffers naar rato van bevolkingsomvang ligt in India dan ook net boven het mondiale gemiddelde (vergelijkbaar met Afghanistan, Congo, Kenya en Uruguay) en is zo’n vijf keer zo hoog als in Nederland. Toch staan ze niet bovenaan, want met name in Latijns Amerika zitten kennelijk veel landen waar men het mondiale gemiddelde ver overschrijdt (we hebben hier internet en dus wikipedia).
Het gekke is dat we in de afgelopen vier weken maar één ongeluk hebben gezien en dat was alleen blikschade, dus naar plaatselijke maatstaven is er helemaal niks gebeurd. Dat wordt gewoon terplekke uitgedeukt en overgekwast, net zo goed als dat ik hier op de linker rijstrook van de snelweg een vrachtwagen heb zien staan waarvan terplaatse een complete achteras werd vervangen, gewoon met behulp van twee flinke hydraulische kriks en een ploegje mannen uit een bestelwagen. Kom daar maar eens om bij de ANWB wegenwacht. Het improviserende vermogen is hier heel groot wat natuurlijk ook niet anders kan, want zonder dat kom je hier niet ver.
Het verkeer heeft hier iets heel bijzonders, wat ons allemaal opgevallen is. Het is een gekkenhuis, maar ik heb geen enkele keer iemand boos zien worden. Toen op een tweebaansweg tussen Pushkar en Jaisalmer een overladen bus een vrachtwagen inhaalde en ons op onze weghelft tegemoet kwam zijlen met knipperende lichten en woest getoeter, reden de chauffeurs op onze weghelft (inclusief de onze) hun auto’s achter elkaar van de weg de woestijn in zonder één woord van protest. Uiteraard ontbreekt bermbeveiliging en dat is dus maar goed ook.
De mate waarin men gewoon aanvaarde dat dat soms gebeurt, was verbazingwekkend. En ook in de stad lijkt het verkeer als een wilde bergrivier die ondanks de wildheid toch gewoon om de rotsblokken en binnen de oevers naar beneden komt. De gemoedsrust geeft een enorm contrast met de chaos. Ik vind dat prachtig, al wil dat niet zeggen dat ik er een voorstander ben van de anarchie die hier verkeer heet.

Thuis

Op de weg van Jaipur naar Jodhpur ligt een klein plaatsje genaamd Pushkar. Het is een bedevaartsplaats hier, vanwege het heilige meer dat er ligt, dat een van de vijf belangrijke bedevaartsplaatsen in het Hinduïsme is. Het is niet bekend wanneer de stad is gesticht, maar geschat wordt dat er al in de vierde eeuw voor Christus een nederzetting stond. Volgens de legende ontstond het heilige meer doordat Brahma er een kwade geest versloeg door hem aan te raken met een lotusbloem. Eén van de bladeren viel op de grond en op die plek onstond een meer. Nu is er rond dat meer een hele serie ghats (in Hindi betekent dat zowel bergrug als trap) ontstaan waar mensen hun gebeden zeggen om gezondheid en welzijn te vragen voor henzelf en hun familie, waarna ze een offer brengen en zich reinigen in het water. Omdat we nu eenmaal op weg waren van Jaipur naar Jodhpur hebben we een omweg gemaakt en zijn we naar het heilige meer gegaan. Pushkar is een prachtig en kleurrijk stadje en als je bij een ghat afdaalt naar het meer en aan de rand van het water staat, is het uitzicht over de de ghats, met honderden mensen die allemaal Puja doen, met de witte stad erachter, adembenemend. De stad en de oever van het meer stralen traditie en een diepe gelovigheid uit. Aan de oever werden we door een Brahmaan aangesproken en hij bood aan om ons te begeleiden. Diverse andere heilige mannen begonnen zich vervolgens ook met ons bezig te houden, waaruit maar weer blijkt dat ook hier marktwerking aanwezig is in religie en spiritualiteit. Ik kreeg het aanbod een Puja te doen voor het welzijn van mijn familie en besloot daarop in te gaan en de Puja uit te breiden tot iedereen. Opnieuw volgde een rondje onderhandelen. Hoeveel was dat welzijn waard en of ik dat dan in Rupees of (voorkeur van de heilige man) in Euro’s wilde betalen? Aangezien we nog Euro’s hadden en dat een sacrale korting opleverde heb ik in Euro’s betaald. Later begreep ik dat nagenoeg alle ghats in handen zijn van een tempel die met het verdiende geld natuurlijk de Brahmanen onderhoudt maar ook een enorm liefdadigheidsnetwerk runt in Pushkar en andere plaatsen in Rajastan. Aan de oever sloeg de stemming om nadat ik had afgerekend. De Brahmaan begon in diepe ernst aan een serie gebeden, ik kreeg een streep op mijn voorhoofd, mijn handen werden gewassen in het meer, ik werd besprenkeld met water uit het meer en tenslotte smeekten we samen om geluk en gezondheid voor alle levende wezens. Ik vroeg hem of ik er iets aan toe mocht voegen en sprak de So Sai Myo Kichyo Dharani uit. De Brahmaan luisterde verbaasd en lachend toe, schudde zij hoofd en boog samen met me in gasho. Daarna namen we afscheid. Die laatste buiging samen met de Brahmaan, aan de rand van het meer op de laagste trede van de ghat was bijzonder voor me. Het is me meer dan ooit duidelijk dat de boedhistische traditie waarin ik ben opgeleid en waarin ik leef en werk, hier begonnen is en diepe wortels heeft in dit land. En ik vermoed dat dit een groot aandeel heeft in mijn gevoel van thuiszijn hier.

Geluk!

Misschien is het niet toevallig dat de Shakyamuni Buddha uit Noord-India kwam en dat zijn Eerste Edele Waarheid was “Life is suffering”. Vanuit mijn eigen culturele bagage heb ik heel lang een diepe weerstand gehad tegen deze uitspraak. Het klinkt een beetje als “life sucks and then you die”. Als kind moest ik de katholieke catechismus uit mijn hoofd leren en de eerste vraag en het antwoord daarop waren al depresief makend: “Waartoe zijn wij op aarde? Wij zijn op aarde op god te dienen en daardoor in de hemel te komen”. De toelichting daarbij was dat we alleen in de hemel gelukkig konden zijn, dus dat was dat. Pas veel veel later begreep ik dat de school waarop ik zat de oude versie van de catechismus was blijven gebruiken van voor de oorlog. De nieuwere versie bleek veel minder fataal want daarin kon ook op aarde gelukkig zijn. Geluk was voorwaardelijk gemaakt en moest verdiend worden, zo werd me door de leraar ingepeperd. Dat geluk onze natuurlijke staat van zijn zou kunnen wezen was verloren geraakt. Vanuit die persoonlijke achtergrond was “life is suffering” maar moeilijk verteerbaar voor me.

Hier in India is er niets verborgens aan suffering. Suffering is loud and clear and in your face. Dat toont me heel duidelijk hoe onvoorstelbaar bevoorrecht ik ben, simpelweg doordat mijn wieg in Nederland stond. Uit dat blote feit vloeien zoveel kansen en mogelijheden en luxe en bevoorrechting voort, dat het bijna onvoorstelbaar is. Dat wist ik al lang en breed vóór ik hier kwam maar het is iets anders om dagelijks als volkomen gemeenplaats, geconfronteerd te worden met een niveau van armoede en een contrast tussen arm en rijk die in Nederland ondenkbaar zouden zijn. Onrecht, extreme armoede en lijden zijn hier de dagelijkse realiteit, de dagelijkse normaliteit. En juist die normaliteit is riskant. Ook in Nederland wordt geleden. In hoeverre hebben we het lijden om ons heen, onze versie van lijden en tweedeling en onrecht “genormaliseerd”? En die normalisatie, in hoeverre maakt het ons blind voor het lijden dat recht voor onze neus plaats vind? Ik vind het een beetje shockerend dat die gedachte zo sterk op komt hier in India. Want deze realiteit kan je gewoon in Den Haag ervaren.

“Life is suffering” is onontkoombaar waar. Het is niet zo dat er alleen maar suffering is. Maar er zijn momenten en periodes van diep verdriet, ontbering, gebrek, eenzaamheid, ziekte, ouderdom, dood en verlies en die horen onverbrekelijk bij leven. Dus hoe ga ik daarmee om? Eén element daarin is de vraag hoeveel IK er in MIJN lijden zit. En hoeveel weerstand dat IK heeft tegen lijden. En hoe wanhopig ik vast houd aan de soliditeit van MIJ. Lijden wordt duizendmaal vergroot als de focus is gericht op arme ik en het lijden van arme ik. Natuurlijk zijn er in mijn leven diepe periodes van eenzaamheid, verdriet en stress en woede en machteloosheid geweest. Maar zodra mijn aandacht zich opent, zich breder maakt en het brandpunt niet meer IK en MIJN lijden is, ontstaat er ruimte. Innerlijke ruimte, waarin mijn drama opeens niet meer zo’n drama is. En van nature ontstaat in die ruimte de vraag: “Hoe gaat het met jou?” En die vraagt opent mijn hart naar compassie. Een transformatie in alle opzichten. Het enige waarvan ik wéét dat het leidt naar gelukkiger zijn, is het geluk van anderen.
Ik ben hier regelmatig teruggevallen op een passage uit de Mahabharata, een van de oudste geschriften ter wereld en een van de belangrijkste teksten van het hinduïsme (de Baghavad Gita is er een onderdeel van). “Wat is uiteindelijk onontkoombaar voor ieder van ons? Geluk!”