Maandelijks archief: mei 2016

Wat ik allemaal niet weet

Er is heel veel wat ik niet weet en het wordt alsmaar meer. Om maar bij het begin te beginnen: Ik weet niet wie ik ben. Dat was een van de eerste, belangrijkste en destijds heel verwarrende en beangstigende ervaringen op mijn pad. Toen ik een jaar of acht was stond ik op een morgen voor de spiegel en keek naar wat ik daarin zag. Het gezicht dat terug keek was voor dat moment volkomen onherkenbaar. Ik had geen idee wie mij vanuit die spiegel aankeek en daar ben ik weken en maanden van in stilte gebleven. Een bange stilte, omdat ik dacht dat ik behoorlijk mesjokke aan het worden was. Maar het was ook een heel verruimende ervaring. Want korte tijd later realiseerde ik me dat mijn vader en moeder (waarvan ik tot dan toe had gedacht dat die eigenlijk àlles wisten) in werkelijk ook niet wisten wie ik was. En nog weer later realiseerde ik me, dat ze ook niet wisten wie ze zelf waren. Dat luchtte op. Heel wat navelstaren en doortherapeuteren hield daarmee op. Daarmee wil ik niet zeggen dat therapie niet belangrijk is. In tegendeel, dat is tering belangrijk. Maar het helpt enorm als je weet dat er geen grens is aan wie je bent zodat je niet consistent hoeft te wezen en jezelf telkens opnieuw kan verrassen. Ik ben altijd groter, ruimer, dan ik denk. Dat zijn die momenten waarop ik kan kijken naar willekeurig wie ook en weet, “Hé, die ben ik ook. Hé, jou ben ik ook.” Zonder dat dat betekent dat ik jou ken! Niet weten wie ik ben en weten dat ik alles ben. Heel bijzonder. En dat geldt voor iedereen. Dus nu ook weer niet zó fucking bijzonder.

Aan Plato wordt de volgende uitspraak toegeschreven: “Iedereen die je ontmoet, gaat door strijd en worsteling waarvan je niets, maar dan ook niets af weet. Wees liefdevol en vriendelijk. Altijd!”

Dat betekent praktisch gezien bijvoorbeeld dat als iemand iets tegen me zegt in irritatie of boosheid, dat dus nagenoeg nooit iets met MIJ te maken heeft. Is degene die boos naar MIJ gebaart op de weg nu werkelijk boos op MIJ, zodat IK maar weer gekwetst, beledigd en boos reageer en kies voor reactiviteit? Of is hij boos op zichzelf, zijn vrouw, zijn baas, de wereld in het algemeen? Geen idee. Dus zoals we dan in Den Haag tegen onszelf zeggen: “Ruuustâch!” Dan kan ik responsief in plaats van reactief zijn en dat is altijd vol mededogen en begrip.
Extrapoleer dat even naar de toestand in de wereld. Wat zou er gebeuren als iedere politicus, militair of geestelijk leider iedere dag bij iedere bedreiging, iedere belediging, iedere uiting van haat en razernij, eerst tien keer tegen zichzelf zou zeggen: “Ruuustâch!” en er responsief in plaats van reactief mee zou proberen om te gaan?

Eén aspect van niet weten wil ik nog noemen, want dat komt bij het schrijven van dit stukje sterk op. Er zijn dingen die ik niet weet omdat het voor mij verborgen gehouden wordt. Er zijn gezichten die we nooit zien op facebook. Mensen waarvan we niet weten wat ze doen en vaak ook niet waar ze uithangen. Er zijn mensen die voor ons risico’s nemen en bewust levens leiden in de schaduw. Is dat goed? Is wat ze doen verantwoord? Past het in de morele keuzes die ik voor mezelf geldig heb gemaakt? Ik zou daar van alles over over kunnen vinden en zooien mening kunnen hebben. Maar in feite weet ik het niet. Ik weet wel dat ik ze voor hun enorme moed en de moeilijke keuzes die ze maken, heel dankbaar ben. Omdat ik weet dat ze dat doen vanuit het praktisch mededogen in hun hart.

Het komt goed!

Pas geleden sprak ik met iemand over de 14e eeuw. We kwamen er op vanwege een citaat van Julian of Norwich. Julian of Norwich was een 14e eeuwse Engelse mystica, een kluizenares over wie maar weinig bekend is, maar die een prachtige tekst heeft nagelaten (Revelations of Divine Love). Jaren geleden ontdekte ik die tekst dankzij een citaat dat Roshi wel eens aanhaalde. Het citaat was dit: “All shall be well, and all shall be well, and all manner of things shall be well”.

Voor Julian of Norwich was dit gebaseerd in een diep geloof in de goedheid, de liefdevolheid van God. En daarmee was de goede afloop van alles en alles verzekerd en vanzelfsprekend. Daar had ze kennelijk een volkomen vertrouwen in.

Maar als ik vandaag naar het nieuws kijk is het op eerste gezicht lastig om vertrouwen te vinden. Ik lees het weekoverzicht van de NOS en zie catastrofale bosbranden in Canada, droogte en honger in Afrika, de zoveelste groepsverkrachting in Pakistan, een volkomen cynisch bombardement op een ziekenhuis in Syrië, en nog steeds een groot aantal wanhopige vluchtelingen die vast zitten in het niemandsland in onze harten. Bij de uitreiking van de Karel de Grote-prijs vroeg Paus Fransiscus zich deze week publiekelijk af wat er in Godsnaam gebeurd is met Europa. Hoe is dat niemandsland in ons hart ontstaan. Wanneer zijn we zo bang en klein geworden?

Je zou kunnen denken dat Julian of Norwich in een makkelijker tijd leefde dat ze zo vol vertrouwen kon zeggen dat alles goed zou komen. Maar dat valt bij nader inzien behoorlijk tegen! Ik las ooit “A Distant Mirror: The Calamitous Fourteenth Century” van Barbara Tuchman. Zij beschreef daarin het rampzalige verloop van de 14e eeuw aan de hand van het leven van een Franse edelman. Als ik met behulp van haar boek de 21e eeuw vergelijk met de 14e blijken we het vandaag de dag vrij goed te hebben. Tijdens de 14e eeuw werd de 100 jarige oorlog uitgevochten, een bloedig en eindeloos conflict tussen Engeland en Frankrijk, en verloor Europa ongeveer de helft van haar bevolking aan oorlog, honger, geweld en vooral aan de verschillende uitbraken van de pest, de zwarte dood, die in golven door de wereld trok. Alleen al in de vier jaren tussen 1347 en 1350 stierf in Frankrijk en Spanje driekwart van de bevolking, met name aan die ziekte, en in Duitsland en Engeland ongeveer een derde. Julian of Norwich was toen ongeveer tien jaar oud. In de decennia daarna bleef de ziekte telkens weer terug komen en de kans is groot dat zij zoals zovelen een kluizenaarster werd omdat uiteindelijk haar hele familie was omgekomen. Het zou meer dan twee honderd jaar duren voor dat Europa qua bevolking zich hersteld zou hebben van die slagen.

Kunnen we ons dat voorstellen? Wonen in een stad, in een land, waar in de loop van vier jaar een derde van je familie, je buren, je vrienden, je kennissen, sterft aan oorlog, honger, armoede en een bizarre en onbekende ziekte? Eén op de drie! Hoe kon ze zeggen: “All shall be well?”

Waar vind ik het geloof van Julian of Norwich? En vooral, waar geloof ik dan in? Kan ik geloven in wat we in het boeddhisme Fundamentele Goedheid noemen? In datgene wat ongefabriceerd, ongekunsteld, aanwezig is in mijn hart en wat tegelijkertijd mijn hart draagt? In dat wat ik niet kan uitleggen, niet kan aanduiden en dat zich nergens door laat beperken? In mijn directe “zoheid”, die niets anders wil dan het welzijn van ieder, en die zich nooit laat ontmoedigen en die rust in een grenzeloos en ongefundeerd vertrouwen.

Ik kan dat niet vinden in iets dat buiten mij, los van mij staat, maar wel in mezelf. In feite vind ik het niet, ik vind het terug, ik herinner het me, want het was er en is er altijd. En wanneer ik me dat herinner, vind ik dat tegelijkertijd onbegrensd in jou en in iedereen.
Het komt goed! Natuurlijk komt het goed!