Categoriearchief: 2019

Waarom Bodhidharma?

Veel koans beginnen met de vraag “Waarom kwam Bodhidharma uit het Westen?”
Misschien is “waarom?” wel een van de vaakst gestelde vragen in ons leven. We doen zoveel pogingen om tot redenen en redeneringen te komen die dan uiteindelijk moeten leiden naar “redelijke” verklaringen. Als je naar nieuwsrubieken en nieuwsprogramma’s luistert of kijkt, of de kranten leest, dan zie je dat we gek zijn op analyses en verklaringen. We zijn verslaafd aan het gevoel dat we kunnen begrijpen wat er gaande is in de wereld en in ons leven, en dat geldt vooral voor de dingen die een sterke negatieve impact hebben en die een hoop pijn of onzekerheid veroorzaken. Dan voelen we een sterke impuls om te begrijpen, om de puzzel op te lossen en de oorzaak of oorzaken te kennen, om te weten.

Er zijn twee fundamentele en pijnlijke vragen die we stellen met een diep gevoel van hopeloosheid en machteloosheid. Dat zijn “Waarom ik?” en “Waarom ik niet?
Ergens diep binnen in ons weten we wel dat we de echte volledige redenen en oorzaken van ons geluk of ongeluk nooit zullen kunnen doorgronden. En eigenlijk kunnen we zelfs niet eens zeker weten of ons geluk werkelijk fortuinlijk is en ons ongeluk werkelijk onfortuinlijk.
Diep verdriet dwingt ons vaak tot een vruchteloze zoektocht naar antwoorden en redenen, zodat we boven op onze pijn ook nog een laag leggen van falen en onbegrip terwijl we wanhopig proberen om te begrijpen. Machteloos in onze pogingen om onze pijn te verdrijven en ons lot te ontlopen, hopen we dat we door begrijpen en uitleg wat meer grip kunnen krijgen om de situatie en een beter begaanbaar pad kunnen vinden naar aanvaarding. Maar het werkt niet echt.

Toch is de zoektocht verre van nutteloos. Ze zou zomaar een verborgen schat kunnen onthullen. Een enorme schat. Naar mijn gevoel draagt de vraag “Waarom kwam Bodhidharma uit het westen?” een sterke aanwijzing in zich. Het zou ons de richting op kunnen sturen naar een meer liefdevolle aanvaarding van de weidsheid van ons leven. Het brengt ons namelijk in verbinding met de schitterende, onkenbare, niet te bevatten totaliteit van oorzaak en gevolg. Waarom kwam hij uit het Westen?
Ik weet het niet! Vanwege het weer in India? Vanwege een onbeantwoorde liefde? Omdat zijn vader getraumatiseerd was? Omdat mijn vader getraumatiseerd was? Vanwege het weer in Nederland? Vanwege een Eikenboom in de voortuin van Joshu? Vanwege de vogels die zingen in de Acacia boom voor onze voordeur? Omdat er een stel kinderen lachen en spelen op straat? Het is heel precies en heel specifiek en ieder detail is essentieel en onmisbaar. De vraag “Waarom kwam Bodhidharma uit het Westen?” is alomvattend. Verleden, heden en toekomst zijn allemaal aanwezig, present, in de vraag en in het alomvattende antwoord. Bodhidharma kwam zomaar uit het Westen, vanwege niets. Vanwege alles. Vanwege jou en mij. Dat is de reden, zonder begin of einde. Onbedekt. Open.

Why Bodhidharma?

So many koans start with the question “Why did Bodhidharma come from the West?”
“Why” may be the most frequently question asked in our life. We try so hard to get at reasons and reasoning that eventually are to lead us to “reasonable” explanations. When you look at the news programs or read the papers you can see how much we love analyses and explanations. We are addicted to the feeling that we can understand what’s going on in the world and in our lives, and this is especially true of those things that have a strong negative impact and cause much pain and insecurity. Then we have a strong impulse to understand, to put it together and know the cause or causes. We have a strong need to know.

There are these two painful questions, asked with a strong sense of futility and powerlessness. They are: “Why me?” and “Why not me?”
Somewhere deep down we know that we will never know the exact full reasons, the precise true causes of our fortune and misfortune. I fact we don’t even know if our fortune is really fortunate and our misfortune truly unlucky.

Deep suffering often forces us to question, questing to find an answer and so, on top of our suffering we lay the layer of confusion and failure to understand while desperately wanting to understand. Powerless to ward of our misfortune and pain, we hope that understanding will give us a sense of control and an easier passage towards acceptance.
But it never really works, does it?

But the quest is certainly not useless. It might reveal a hidden treasure. A great benefit. I feel that the question “Why did Bodhidharma come from the west?” carries a strong pointer. It could point us towards a more loving and more openhearted acceptance of the vastness of our lives. It can connect us to the magnificent “unknowable” and ungraspable totality of cause and effect. Why did he come from the west? I don’t know! Because of the weather in India? Because of an unrequited love? Because his father was traumatised? Because my father was traumatised? Because of the weather here in The Netherlands? Because of an oak tree in Joshu’s front garden? Because of the birds singing in the acacia tree in front of my house? Because of the kids laughing and playing in the street? It’s very precise, very specific and every detail is essential and included. The question: “Why did Bodhidharma come from the west” is all-encompassing. Past, present and future are all present in the question and in the limitless answer. Bodhidharma came from the west just like that. For no reason whatsoever. For all possible reasons. Because of you and me. That is why. Endless and wide open.

Wat is sterven?

Mijn leven laat zich los in Leven
Mijn bewustzijn verruimd zich tot Bewustzijn

Maar wacht niet tot je dood gaat.
Doe het nu en laat jezelf volledig los.

What is dying?

My life relaxes into Life
My awareness expands into Awareness

But don’t wait until you die
Do it now and just relax completely.

Lijden, Suffering

Gewoon erbij blijven.

De drie vormen van lijden die horen bij verleden, heden en toekomst, zijn verdriet, pijn en angst. Die zijn onontkoombaar. Als we ze gewoonweg omarmen, aanvaarden en zelfs welkom heten in onze innerlijke ruimte, dan kan het “ik” zich er niet zo makkelijk mee gaan bemoeien en er op reageren. Het reactieve “ik” transformeert “mijn” verdriet, pijn en angst in afwijzing, boosheid, agressie, jaloezie, hebzucht, bezitterigheid, cynisme, onverschilligheid, wegkijken, stress, enzovoorts. Die reactieve gevoelens ontstaan wanneer “ik” me verzet tegen, of wegvlucht van, verdriet, pijn en angst. We denken misschien dat we al die secondaire gevoelens best goed kennen, maar in werkelijkheid gaan ze snel overheersen, worden ze dramatisch, ingewikkeld en verwarrend. En ze ontnemen ons het zicht op wat het werkelijke probleem is.

Het echte probleem komt voort uit de vruchteloze pogingen van “Ik” om een solide eigen bestaan te creëren, vrij van verdriet, pijn en angst, onafhankelijk en onaantastbaar. Maar in werkelijkheid voedt dit alleen maar zelfzuchtigheid, reactiviteit en al het eindeloze eenzame lijden dat daaruit voortvloeit. En het veroorzaakt ook weer reacties en pijn in anderen en het lijden in de wereld blijft en groeit.

Als we er gewoon bij kunnen zijn, bij kunnen blijven. Als we de oorspronkelijke pijn er gewoon kunnen laten zijn en zelfs verwelkomen, dan ontwikkelen we vanzelf een natuurlijk gevoel van ruimte, zelfloosheid en compassie. Het lijden vermindert. We worden innerlijk opener, soepeler, ervaren meer dankbaarheid en vreugde, en creëren dat vanzelf ook weer om ons heen.

Blijf er gewoon bij. Wat er ook gebeurt, wat en wie je ook ontmoet, neem de tijd om diep adem te halen en zeg: “Ik aanvaard je bestaan in mij. Ik verwelkom je zoals je bent.”

Just stay with it.

The three forms of suffering of past, present and future, are sorrow, pain and fear. These are unavoidable. If we can just embrace and accept them, even truly welcoming them, within our spaciousness, then the “I” can not step in so easily and start reacting. The reactive “me” transforms “my” sorrow, pain and fear into rejection, anger, aggression, jealousy, greed, covetousness, cynicism, willful blindness, anxiety and so on. These feelings arise when “I” try to resist or get away from sorrow, pain or fear. We think we know these secondary feelings quite well, but actually they quickly become loud and convoluted and confusing. And they block our view on what the real problem is.

The real problem stems from “my” fruitless attempts to solidly exist, free from sorrow, pain or fear, independent and untouchable. But this actually just feeds and solidifies self-centeredness, reactivity and all the endless lonely suffering that results from it. And it then inflicts pain on others and the suffering of the world just continues and deepens.

If we can just be with it, stay with it. If we can just allow and even welcome the original pain, then we develop a natural sense of spaciousness, selflessness and compassion. The suffering becomes less. We become more open, more flexible, appreciative and joyful and in a completely natural way invite this to arise in those around us.

Just stay with it. What ever happens, whatever and whoever you encounter, take the time to breath deeply and say, “I allow you to exist in me. I welcome you as you are.”

Linji Yixuan

Tijdens de afgelopen december-sesshin hebben we het in de dharma-gesprekken gehad over het leven en de beoefening van Linji Yixuan (Rinzai Gigen in het Japans). Daarbij heb ik vooral gebruik gemaakt van de vertaling van de Linji-yulu (the record of Linji) van Irmgard Schloegl (https://en.wikipedia.org/wiki/Myokyo-ni), leerling en opvolger van Sōkō Morinaga Rōshi.
Eén van de koan die we hebben gebruikt in de retraite was koan 34 van de Linji-yulu waarin Linji commentaar geeft op koan 9 van de Mumonkan over de Daitsû Chishô Boeddha. De koan zelf gaat als volgt:

Mumonkan Koan 9 Daitsû Chishô
Eens vroeg een monnik aan meester Jô van Kôyô: “Daitsû Chishô Boeddha, de Boeddha van Uiterste Doordringing en Alles Overstijgende Wijsheid, zat in de meditatiezaal voor een periode van tien kalpas, maar de Dharma van de Boeddha werd niet onthuld en hij bereikte geen ontwaakte staat van Boeddha-zijn. Waarom was dat zo?”
Jô antwoordde: “Je vraag is werkelijk schitterend.”
De monnik zei: “Hij zat in zazen in de meditatie zaal. Waarom bereikte hij de Boeddha- staat niet?”
Jô antwoordde: “Omdat hij een Boeddha is die de Boeddha-staat niet bereikte.”

Een Kalpa is de tijdspanne die een engel nodig heeft om een hoge berg tot gruis te vermalen door één keer per honderd jaar met zijn vleugel één keer over de top van de berg te strijken. Met andere woorden: waanzinnig LANG! Dit is ook een poëtische manier om te zeggen de de Daitsû Chishô Boeddha in alle eeuwigheid de Boeddha-staat niet kán bereiken. En de vraag is waarom?
Linji beantwoord de vraag rechtstreeks en punt voor punt. Hij zegt:

“Uiterste doordringing” is jouw eigen inzicht dat van de talloze dingen, waar dan ook, geen enkele een eigen staat van bestaan heeft en dat geen enkel ding een los-van-al-het- andere-staande vorm heeft. Dit wordt “Uiterste (wederzijdse) doordringing” genoemd.
“Overstijgende wijsheid” is om niet meer te twijfelen, want er is niets, helemaal niets, dat bereikt kan worden. Dit wordt “Overstijgende wijsheid” genoemd.
Boeddha is de hart-geest in al haar zuiverheid. Haar stralende zijn, alles doordringend en met alle dingen en vormen intens en volkomen wederzijds verbonden, wordt Boeddha- worden genoemd.
Tien kalpas lang mediteren wijst naar de eindeloze perfectionering van beoefening van de Perfecties (de Paramitas).
“De Dharma van de Boeddha werd niet onthuld” wil zeggen dat Boeddha van oorsprong geen oorsprong heeft (ongeboren is) en de Dharma van oorsprong af onvernietigbaar en zonder einde is. Hoe zou het zichzelf dan kunnen onthullen?
“Bereikte geen staat van ontwaken” betekent dat Boeddha niet Boeddha hoeft te worden. Een oude meester zei: “De Boeddha is altijd aanwezig in de wereld maar wordt niet gebonden door de dingen van de wereld.”

Tot zover Linji.
Deze koan is zó fundamenteel voor onze beoefening en vooral ook voor de intenties waarmee de onze beoefening aangaan. Natuurlijk beginnen we allemaal met allerlei doelen en goede voornemens (dat hoort ook bij het einde van het jaar) om onszelf te helen, om onze patronen te doorgronden en te veranderen. Om gelukkiger, meer ontspannen, ruimer, warmer, liefdevoller en compassievoller te leven. Om minder vaak en minder intens bang en boos te zijn, en om te kunnen leven met minder hebzucht en egoïsme.
Dat is wat we willen en daar is natuurlijk niets mis mee. Maar als we daaraan beginnen, starten we vaak vanuit een diep geworteld zelfbeeld dat eigenlijk voortdurend kritisch in ons oor fluistert: “Je bent incompleet en vol neurotische en paranoïde patronen. Je bent te gestressed, bekrompen en beperkt, te kil, te weinig liefdevol. Je bent te bang en boos, hebzuchtig, jaloers en egocentrisch.” Dit doen we vaak zelfs zonder het te weten of te zien, maar hoe verborgen ook, het is een heel negatief, en heel sterk aanwezig IK. En als we proberen om vanuit dat kritische perspectief een losser, ruimer, warmer perspectief te bereiken dan beginnen aan een poging om ons zelf beetje bij beetje los te laten vanuit een steeds versterkt zelf. Een slang die in zijn eigen staart zit vastgebeten.

Stel je voor dat we een eindeloos pad in gaan. Een pad dat niet ergens in een permanente “staat”, een definitieve eindoplossing hoeft te komen. Stap voor schitterende stap. Simpelweg omdat de beoefening zelf al de oplossing is. Lopend en zittend, huilend en lachend is de ongeworden Boeddha steeds hier en nu zichzelf. Precies zoals je bent. Het is de eindeloze perfectionering van dat wat al direct perfect is. Zoals Chogyam Trungpa schrijft in The Path is the Goal: “De Paramita’s zijn de beoefening van degene die al overgestoken is.”
Einstein schijnt ooit gezegd te hebben: “The universe is infinite and expanding.” Wie is de Boeddha, en wat is zijn staat van zijn? Jij bent het en je bent het niet. Jij bent al het leven en enkel grenzeloze liefde. En tegelijkertijd: Mogen we allemaal steeds weer pogen om steeds dieper lief te hebben.

Linji Yixuan
During the last December sesshin we talked about the life and practice of Linji Yixuan (Rinzai Gigen in Japanese). The dharma talks were mainly based on the translation of the Linji-yulu (the record of Linji) by Irmgard Schlögl (https://en.wikipedia.org/wiki/Myokyo-ni), student and successor of Sōkō Morinaga Rōshi.
One of the koan we used was number 34 of the Linji-yulu, in which Linji comments on case 9 from the Mumonkan. The one about Daitsû Chishô Buddha. The koan is as follows.

Mumonkan Koan 9 Daitsû Chishô
Once a monk asked Priest Jô of Kôyô, “Daitsû Chishô Buddha, the Buddha of Supreme Penetration and all Encompassing Wisdom, sat in the meditation hall for ten kalpas, but the Dharma of the Buddha did not manifest itself and he could not attain Buddhahood. Why was this?”
Jô replied, “Your question is splendid indeed.”
The monk said, “He sat in zazen in the meditation hall. Why did he not attain Buddhahood?”
Jô replied, “Because he is a non-attained Buddha.”

A kalpa is the span of time an angel needs, to reduce a high mountain to rubble by brushing over the top with it’s wing once every one hundred years. In other words ridiculously LONG! This is also a poetic way of saying that the Daitsû Chishô Buddha can not attain the Buddha state in all eternity. And the question is, why?
Linji answers the question straight and point by point. He says:

“Supreme Penetration is your own understanding that the myriad things everywhere, have no being of their own and have no [separate] form; this is called Supreme Penetration.
“Surpassing Wisdom” is not to doubt anything, for there is nothing to be attained; this is called “Surpassing Wisdom”.
Buddha is the heart in its purity; its radiance interpenetrating the plane of things is called to become Buddha.
To “sit for ten Kalpas in the Hall of Enlightenment” refers to the practice of the Ten Paramitas.
“The Buddha-Dharma did not reveal itself” means that since Buddha is originally unborn and the Dharma is originally indestructible, how can it reveal itself?
“Did not attain Buddhahood” is that Buddha has no need to become Buddha. An old master said: “The Buddha is always present in the world, but is not stained by the things of the world.”
End of Linji’s quote.

This koan is fundamental to our practice and especially to the intentions with which we enter practice. Of course we start with all kinds of goals and good intentions (it’s part of theturning of the year) to heal ourselves, to understand and change our patterns. To live happier and more relaxed, with more spaciousness and warmth, more caring and with more compassion. To become less anxious and angry. And to live with less greed and selfishness. That’s what we want and there is nothing wrong with that.
But when we start, we often do so coming from a deeply ingrained self-image that actually is constantly whispering in our ears: “You’re incomplete and full of neurotic and paranoid patterns. Your too stressed out, narrow minded and limited. Too cold-hearted, too uncaring. You’re too scared and angry, too greedy, jealous and self-centered.”
We often don’t even notice it but no matter how hidden it is, it’s a very negative and very dominantly present ME. And when we try to reach a more relaxed, spacious and warmer perspective coming from this criticising perspective, then we are trying to let our self go bit by bit from a negative self that just solidifies itself all the time. Like a snake biting it’s own tail.

Just imagine that we enter an endless path. A path that doesn’t need to end somewhere in a permanent “state”, a final solution. Step by magnificent step. Simply because the practice itself is the solution. Whether walking or sitting, crying or laughing, the unbecome Buddha is it, here and now. Exactly as you are. It is the endless perfecting of what is perfect from the beginning. Like Chogyam Trungpa writes in The Path is the Goal: “The Paramita’s are the practice of one who has already crossed.” Einstein apparently once said, “The universe is infinite and expanding.”

Who is the Buddha and what is his state? You are, and you are not. You are all life and just boundless love. And at the same time: May we all try again and again to always love more.