Voor de eerste keer zit ik achter mijn tablet en voel dat het tijd is om wat van mijn eerste indrukken op te schrijven. We zijn nu tien dagen in India en mijn ogen zitten nog vol met indrukken die nog niet zijn verwerkt. Mijn hart is een beetje rauw. India, of in iedergeval Rajastan, is een rauw land. Leven en dood spelen zich recht onder mijn blikken af. Er is geen enkele gène in de zichtbaarheid van lijden, vreugde, boosheid, verbazing, kortom alle emotie en alle staten van zijn. En tegelijkertijd is er wel degelijk preutsheid, worden openbare uitingen van genegenheid tussen man en vrouw afgekeurd, dragen getrouwde vrouwen sokken in hun slippers en ga zo maar door. En niemand lijkt zich druk te maken over deze voor ons zo verwarrende tegenstellingen.
Leven gebeurt hier op straat en zonder veel omhaal. Leven gebeurd hier ook dramatisch dicht bij de rand van het bestaan voor verreweg de meesten en ook dat gebeurd zo te zien zonder veel drama te maken van de dramatiek. Het is net als de koeien hier. Die scharrerlen dwars door alles heen. In Jaisalmer lopen ze in een rijtje door de straten terwijl de tuktuks, motoren, scooters, fietsers en wandelaars als een orkaan om hen heen draaien, zonder dat die koeien zelfs maar opkijken. Volkomen gelijkmoedigheid.
En tegelijkertijd weet ik dat de emoties hier soms heel hoog op kunnen laaien met moord en doodslag als gevolg. Weer zo’n tegenstellingen die niemand hier vreemd vindt.
Ik voel me hier ongelooflijk thuis. Het is bijna alsof ik hier lange tijd gewoond heb en nu terugkeer. Onwennig, maar wel bekend. Ik voel me ook heel veilig. De dagmarkt in Jodhpur is zo’n plek waar ik makkelijk een dag rond kan dwalen. Omdat er nauwelijks toeristen rond lopen let niemand speciaal op me. Je kan er gewoon een kilo bananen kopen zonder meteen een “special price” om je oren te krijgen. In Jaisalmer is dat héél anders. Daar riep een marktkoopman heel eerlijk en met gevoel voor humor, “let me help you spend your money”! Maar ook daar is er een openheid en een bereidheid tot contact die hartverwarmend is. Er zit een soort van warmte hier in de manier waarop we naar elkaar kijken en proberen te converseren ook al spreken we nauwelijks tien woorden die we wederzijds verstaan. De glimlach zegt meer. Ik kocht een prachtige grote pashmina shawl in Jaisalmer (tering, wat kan het daar koud zijn s’avonds) en de langdurige onderhandelingen tussen mij en de handelaar hebben we afgemaakt op 2100 rupee en een knuffel. Hij noemde mij boss en ik hem chief. Daarna hebben we gelachen en vastgesteld dat we slechts boss en chief waren, en dat onze partners uiteindelijk de Maharani’s zijn.
Eén van de redenen waarom ik me hier zo thuis voel is dat ik hier niet alleen als buitenstaander welkom ben, en dus niet alleen vanwege de handel of de fooi, maar mezelf onderdeel voel van een gemeenschap. Dat gevoel van gemeenschap hier is sterk. Niemand kan hier overleven zonder de gemeenschap. Daar zullen vast ook minder leuke kanten aan zitten, maar ik voel en zie een grote samenhorigheid in de manier waarop mensen bij elkaar komen. Onze treinwagon in de Superfast Express Train van Jodhpur naar Jaipur was een goed voorbeeld. Dat Superfast betekende dat we vijfeneenhalf uur deden over 325 km. In die tijd speelden we met de dochtertjes van een echtpaar verderop in de wagon, kregen we een gedurige stroom thee- en koffieventers langs, werd voor alle betrokkenen duidelijk dat de wagonchef een etterbak was, en luisterde ik naar het verhaal van een man die met het vierjarige dochtertje van zijn broer op weg was van Jodhpur naar Delhi om haar naar haar ouders te brengen voor een paar dagen. Daarna zou hij haar weer mee terug nemen naar Jodhpur (het kind woont bij hem en zijn vrouw) terwijl de ouders voor hun werk in Delhi blijven. We spraken over wat het bekent voor de familie om zo verspreid te wonen en hoe belangrijk familie is. De hele wagon werd min of meer familie voor de duur van de rit. Natuurlijk zaten er ook mensen die alleen oog hadden voor hun mobieltje, maar het gevoel van familie en de familiariteit en wederzijdse behulpzaamheid is sterk hier.
Ook de kleuren lijken hier contrastvoller. De vrouwen vooral, kleden zich in de meest dramatisch kleuren. Ze dragen knalpaarse, goudkleurige, woest oranje hempdjes en gedurfde sari’s, gebloemde shawls de een nog mooier dan de andere. Een stuk of twintig gekleurde armbanden aan beide armen en een amberkleurige vlek op het voorhoofd. Zo loopt de gemiddelde bedelares hier rond. En er zit een grote waardigheid in de manier waarop zo lopen. Armoede is hier geen uitzondering en er is dus ook geen enkele schaamte. Zij zijn arm en ik heb geld dus er is niets mis mee om aan mijn arm te plukken en een hand voor mijn neus te wapperen.
Bovendien is er een grote bereidheid tot behulpzaamheid. Als onze taxi chauffeur de weg kwijt raakt, wat regelmatig gebeurd want een tomtom zou hier geen enkele zin hebben, dan vraagt hij de weg aan iedere willekeurige voorbijganger die weer andere voorbijgangers te hulp roept tot er zes mensen tegelijkertijd de weg proberen te duiden. Heel gewoon hier. In ons hotel in Jodhpur vroegen we of ze een travel agent wisten omdat we nog een terugrit moeten regelen van Jaisalmer naar Jaipur. Twee uur later had de hotel manager alles piekfijn geregeld met tickets voor trein en vliegtuig en een taxi naar de luchthaven. Van een fooi wilde hij niets weten.
Ik mis jullie allen en tegelijkertijd ben ik thuis.