Crisis? Welke crisis?

De kredietcrisis domineert het nieuws nog steeds. Het is erg en het wordt nog erger is de boodschap. De achtergronden lijken complex maar zijn volgens mij uiterst eenvoudig te verklaren uit de ongebreidelde hebzucht die ontstaat uit onze diepe onzekerheid over de werkelijkheid van ons zijn, ons IK. Krediet en geld zijn prachtige hulpmiddelen. Zonder geld zouden we terug vallen op ruilhandel. En krediet stelt een bedrijf in staat om onderzoek te doen, machines en grondstoffen te kopen en daarvoor betaald te worden ná levering van hun producten. Geld, zo leerde ik in de lessen economie, is in zijn kern niets anders dan vertrouwen. En met vertrouwen is niks mis. In tegendeel, vertrouwen in je medemens is een bestaansvoorwaarde. Wat er mis is volgens mij, is dat veel mensen niet langer geld zien als het symbool van vertrouwen in de medemens, maar hun vertrouwen leggen in geld en niet in hun medemens. Voor veel mensen is hun vermogen niet meer een hulpmiddel, maar een belangrijk deel van hun identiteit, hun wezen. Hun identiteit is zo afhankelijk geworden van economisch succes, de grootte van hun huis, hun auto, hun vakantie, dat hun zijn, hun wezen bedreigd wordt als hun bankrekening bedreigd wordt. In de VS en Europa neemt het aantal zelfmoorden als gevolg van de crisis snel toe. Zo tragisch geïdentificeerd zijn we kennelijk met ons financiële welzijn. Deze crisis kan ons in staat stellen het geld-ik te bekijken. En los te laten. 
Als niets buiten mij is, hoe kan ik dan tekort komen? Als ik alles omvat, hoe kan er dan een bodem zijn aan het reservoir van waaruit gegeven wordt? David Loy schreef: “Voor wie zichzelf kent als zijnde niets anders dan de hele wereld, wordt de waarde van geld bepaald door de mogelijkheden die geld kan bieden om het lijden in de wereld te verlichten”. Wat voor goeds kunnen we doen? Wat kunnen we beter doen voor onszelf en anderen, dan terug te keren naar vertrouwen in onze ongelimiteerde ware zelf? (“Buddhism and Money; the Repression of Emptyness Today. Buddist Ethics and Modern Society no31 1991″)