Categoriearchief: 2013

Adem in, adem uit.

Ergens in “Old Path White Clouds” schrijft Thich Nhat Hanh uitgebreid over de beoefening van “mindfulness of breathing”, (de Anapanasati Sutta) en ik herinnerde me een paar weken geleden een stukje dat ik naar aanleiding van die passage in het Engels schreef over de “pauzes” in ademen. Ik herlas het, en tijdens de dinsdagavondmeditatie in de zendo hadden we het erover en hoe we ademhaling ervaren van moment tot moment. Iemand maakte een prachtige vergelijking. Hij had het over het moment tussen in- en uitademen en vergeleek dat met het gevoel dat hij had als jongetje op een schommel op het hoogste punt. Naar aanleiding daarvan heb ik het oorspronkelijke stukje aangepast en zo goed en zo kwaad als dat gaat (sorry voor het ietwat houterige Nederlands) vertaald.

Tussen uitademen en inademen is een pauze. Een geaarde vredige stilte. Een ogenblik, een ontspanning, een moment van stilte tussen leven en leven. De stilte van dood, vredig en ongelofelijk wijds en open. En dan, volkomen van nature, ontspringt vanuit en binnen deze stilte, een nieuwe, nog nooit eerder geademde adem. Een verdichting, een concentratie van stilte in beweging. Dit is ook de volkomen eenheid van stilte en beweging.

Tussen inademen en uitademen is ook een pauze. Een moment van beweeglijke rust, heel kort. Als een kind op een schommel op het hoogste punt. Op het randje van… Geen beweging, gebalanceerd in dit moment, en vol beweging, vol onbegrensd potentieel. Het is zo levend en klaar voor alles, in complete open overgave en zonder iets te weten. Beweging die nog niet geboren, maar wel aanwezig is. Altijd aanwezig is.

De aard van deze twee ogenblikken is volledig verschillend en volkomen gelijk. Het is transformatie, stille transformatie.
Ik ben niet iets, ik ben die transformatie. En de angst van “Ik” is grotendeels gefundeerd in de ongrijpbaarheid ervan, de ongrijpbare aard van “ik”.

Boosheid

Een tijdje geleden sprak iemand in de zendo over zijn boosheid, een emotie die we denk ik allemaal (goed) kennen. Boosheid kan veel gedaantes aannemen, dat kan je afmeten aan het aantal woorden dat we kennen waar boosheid in zit. Boosheid is razernij, geweld, agressie, woede, drift, irritatie, kwaadheid, cynisme, nijdigheid en ga zo maar door. Zelf bezat (en bezit) ik een meestal geremde, verborgen, maar niet weinig agressieve manier van boos zijn. Mijn boosheid richt zich meestal vooral op Michel, maar soms, als ik mijn irritatie een tijdje ingehouden heb, kan het plotseling verbaal naar buiten barsten, waarna iedereen in mijn omgeving – en ikzelf evenzeer – een tijdje geschrokken en/of gegeneerd zwijgt.
Lang dacht ik dat de beste manier om er mee om te gaan was, om het niet in te houden maar tot uitdrukking te brengen. Maar de sfeer ging er dan meestal niet op vooruit en het voelde nog steeds niet goed.
Dus hoe kan ik beter omgaan met boosheid? MIJN boosheid?
Een belangrijke vraag bij zo’n sterke emotie is: Geloof ik in er in? Geloof ik mijn emoties, mijn gedachten, mijn boosheid? Geloof ik in de solide waarheid van “ik en mijn gelijk en mijn terechte woede”? Rondom mijn boosheid beweegt zich bijvoorbeeld een heel beweeglijk circus van vermeend onrecht, kwetsuren, afhankelijkheden, die ik allemaal vanuit één bepaald perspectief zie, namelijk “mijn perspectief”. Vanuit dat perspectief ben ik solide en reëel, en is alles wat ik voel solide en reëel en dus ook mijn boosheid. En de soliditeit daarvan voedt weer de soliditeit van “ik en mijn perspectief” en zo houdt het zich allemaal wederzijds in stand.
De vrachtwagenchauffeur die achter me rijdt en toetert omdat ik langzaam rijd over de Avenue Pasteur in Montreuil, op zoek naar een parkeerplaats, die heeft geen recht om boos op me te zijn. En dus word ik weer boos op hem. Maar zonder dat solide ik-perspectief wordt dit allemaal heel wankel. Heb ik werkelijk gelijk? Is hij werkelijk kwaad op mij? Wat voor verhaal zit er in zijn boosheid en wat is er allemaal betrokken bij de mijne? Weet ik eigenlijk wel wat er gaande is in hem? Weet ik wat er gaande is in mij? Wie is deze man met al zijn “weten” en zijn rechten op verdediging en boosheid? Mijn boosheid wordt wankel, zijn boosheid wordt wankel. Mijn perspectief wordt wankel. “Ik” wordt wankel.

Om dit te kunnen zien helpt mediteren enorm. Het voedt geduld en verdraagzaamheid. En het helpt om de vaste omlijning te vervagen van de “ik ik ik”, die denkt dat hij de solide eigenaar is van al die solide emoties. Meditatie, geduld en verdraagzaamheid zijn de antistoffen tegen woede. En dit kunnen we cultiveren. Het is eenvoudigweg het verbreden, het openen van het perspectief. In openheid wordt alles wat opkomt noch onderdrukt, noch veroordeeld, noch gezien als “probleem”, noch gekoesterd, noch vastgeklampt, noch uitgeleefd.
Het is vooral belangrijk om boosheid niet gaan zien als obstakel. De bergrug en de beek die mijn pad kruisen zie ik ook niet als probleem. Hoe zou het zijn als ze er niet waren? Leven zou maar een vlakke bedoening worden. Een platte, kale, lege woestenij waarin we volgens mij vooral depressief zouden worden. De bergrug en de beek zijn er. En in de avond worden de bergen diep paars en ‘s ochtends is de beek schitterend blauw.

Tijdverspilling

Tijdens de ochtendmeditatie kwam er opeens “out of the blue” een glimlach op toen de gedachte verscheen: “Wat zijn we hier eigenlijk aan het doen?” Ik heb dat wel eens; dat ik me afvraag wat iemand die per ongeluk een zendo binnen zou wandelen zou denken en voelen. Mogelijk iets als: “WTF. Wat doen die lui? Helemaal niets?”
Er zijn periodes geweest dat ik me op mijn kussentje gruwelijk heb zitten vervelen, en dat ik dacht dat het tijdverspilling was. “Rot op met dat geNU.” Maar toch ben ik blijven zitten. Eigenlijk had dat gevoel niets te maken met dat moment en die plaats en wat ik op dat moment aan het doen was. Verveling in dit moment betekent eigenlijk dat ik iets anders zou willen doen, ergens anders zou willen zijn, en vaak zonder zelfs maar te weten wat en waar dan. Verveling bevat een verborgen oordeel over dit ogenblik en dan ben ik dus ook niet aanwezig in dit ogenblik. Ik ben ergens anders, in iets waarnaar ik verlang, iets leukers, iets grootsers, iets meeslependers, iets meer “iets”. Het IK houdt vast aan een idee over wat meditatie zou moeten brengen en DIT NU is gewoon niet goed genoeg. En vol van ideeën en verwachtingen kan IK de gewone alledaagse grootsheid van dit moment eenvoudigweg niet zien.
Daarom is simpelweg zitten en tijd verspillen eigenlijk zo’n prachtige opening. Simpelweg zitten als een blok steen, zonder iets te veranderen, zonder ergens naar te streven of aan vast te houden. In “The Path is the Goal, A basic handbook of Buddhist Meditation” heeft Chogyam Trungpa het over het creëren van maagdelijke tijd. Witte, ongekleurde, oningevulde tijd. Open voor wat er maar opkomt, opmerkzaam op wat er maar ondergaat. Niet meer kijkend naar de tijd, maar de tijd zijn, nu zijn. Meer is niet nodig. Simpel, en tegelijkertijd nog niet zo eenvoudig.

Zwaartekracht

Zittend op mijn kussentje, en kijkend naar het komen en gaan van mijn gevoelens, gedachten, emoties, valt me opeens op hoezeer dit alles lijkt op de werking van de zwaartekracht. Stel je een gedachte voor als een stofdeeltje, wentelend door de ruimte. Zo’n deeltje is een vervorming, een kromming van ruimte-tijd, zo leert Einstein ons, en dat zorgt ervoor dat andere deeltjes zich naar dat deeltje toebewegen. Dat is de werking van de zwaartekracht. En zo’n samenstel van twee deeltjes (gedachten) levert weer een sterkere vervorming en dus meer zwaartekracht op, zodat steeds meer gedachtenpartikeltjes, steeds sneller rond elkaar gaan draaien. Er ontstaan gaswolken, sterren, planeten. Hele melkwegstelsels van kennis, overtuigingen, emoties, concepten en ideeën met in het midden een zwart gat. Een samengeperste massa, waaromheen heel het stelsel draait. Noem dat zwarte gat maar even IK. Vanuit het perspectief van IK is IK het centrum van alles en draait alles om IK. Het is belangrijk dat we dit te zien als een proces en niet als een probléém. Gedachten zijn net zo min als sterren, planeten en zwarte gaten een probleem. Ze zijn er gewoon en ze klonteren samen. Zwaartekracht.

Maar als ons perspectief alleen maar dat van het zwarte gat is, zien we niet dat IK níet het centrum is. We zien niet dat er helemaal géén centrum is. Dat de ruimte overal is. Het perspectief van IK loslaten, het IK vergeten, opent het “perspectief” van heelal (heel al) dat alles omvat, zonder oordeel, zonder voorkeur, zonder grenzen, zonder weten. Er is een eindeloos proces gaande van klonteren en weer oplossen, van geboorte en dood, dat zich afspeelt in een eindeloze en tijdloze ruimte. Als de gehechtheid aan de soliditeit van MIJN gedachten, van MIJN lichaam wegvalt, wordt onmiddellijk helder dat de heelheid van zijn, zowel ruimte als tijd als materie omvat. Ik ben leegte-tijd-materie. Ik ben het proces. En leegte-tijd-materie-proces manifesteert zich in ieder stofdeeltje. Het kijkt door deze ogen, spreekt met deze mond, loopt met deze benen, typt met deze vingers.

Voor de liefhebbers voeg ik twee links toe, die ik kreeg van een sangha-lid. Ze leiden naar twee uitzendingen, hoorcolleges eigenlijk van Prof. Robbert Dijkgraaf. De eerste gaat over de oerknal (en bevat een leuke demonstratie van de zwaartekracht als vervorming van ruimte-tijd). Detweede gaat over de microkosmos, het universum van allerkleinste deeltjes.

De Oerknal http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/93392

Het allerkleinste http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/188722