Wat een land!

Op mijn dagelijkse middagwandeling kwam ik gisteren langs een boerderij waar een grote groep mensen zat te eten en ik werd onmiddellijk uitgenodigd om mee te eten. Ik werd eigenlijk min of meer het erf op gesleurd. Aangezien ik in een reinigingskuur zit die ik niet te veel wil verstoren probeerde ik het meeste af te weren, maar dat kan natuurlijk niet met alles. Het aanvaarden van het onvermijdbare was overigens niet al te moeilijk. Het smaakte prima. De eigenaar van de boerderij, die zelf niet boerde, was er om met zijn jongere broers en zussen en met de boer (pachter) en diens familie, het festival van Pongal te vieren. Het is een soort oogstfeest waarbij de koeien vertroeteld worden, dank wordt gebracht aan de zon voor de oogst en waarin de familieband tussen broers en zussen wordt versterkt. Het geheel duurt vier dagen hier en het is volgens de eigenaar van de boerderij het belangrijkste feest in Tamil Nadu. Hij woont in Coimbatore en had zijn beide jongere broers en zijn twee zussen meegenomen. De middelste broer is eigenaar van een coachingsinsituut in Coimbatore waar ze middelbare scholieren klaar stomen voor de toelatingsexamens voor de universteit. Dat is een serieuze zaak hier want de examens zijn streng en de concurrentie groot. Overal zie je hier reclame voor opleidingen en universiteiten. Ze zetten hier alles in op “education” vertelde de middelste broer en dat is buitengewoon wijs. De jongste broer is ambtenaar en toen hij hoorde dat ik uit Nederland kwam flitste er zo maar “Goede morgen, hoe gaat het met u” uit zijn mond. Bizar. Het was bijna een shock. Zit ik echt “in the middle of nowhere” op het Indiase platteland, zit er iemand Nederlands tegen me te praten! Dit was trouwens ook meteen vrijwel al het Nederlands dat hij sprak. Hij had twee jaar in Suriname op de Indiase ambassade gewerkt en had daar een paar woorden opgepikt. Het was een raar gevoel. De eigenaar en zijn broers hadden naar mijn gevoel meer met mij gemeen dan dat ze gemeen hadden met de boer en zijn gezin die samen met de zussen volkomen op de achtergrond bleven. Toen ik afscheid nam gaf ik iedereen een hand, behalve de boer. Hij bleef bij het huis staan, raakte met zijn hand zijn hartstreek aan en bewoog die hand vervolgens met open palm in mijn richting. Het was zo’n ontroerend warm en open gebaar dat ik tranen in mijn ogen kreeg. Ik heb in gassho een buiging gemaakt naar hem. Wat een land!